ECLI:NL:HR:2017:1315

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
15/05791
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzetheling van een telefoon en de kennis van de verdachte over de herkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was veroordeeld voor opzetheling van een telefoon. De kern van de zaak draaide om de vraag of de verdachte wist of had moeten weten dat de telefoon van misdrijf afkomstig was. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte vaag had verklaard over de aankoop van de telefoon en de verkoper. De aankoopprijs lag aanzienlijk onder de marktwaarde, wat ook een indicatie was dat de verdachte had moeten twijfelen aan de herkomst van de telefoon. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof, dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de telefoon uit misdrijf afkomstig was, niet onbegrijpelijk was. De middelen van cassatie die door de advocaat van de verdachte waren ingediend, konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad verwierp het beroep zonder verdere motivering, aangezien de rechtsvragen niet van belang waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

Uitspraak

11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/05791
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 1 december 2015, nummer 23/003896-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.G.C. Groenendaal, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2017.