ECLI:NL:HR:2017:1310

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
15/04438
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennepplanten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder door de Politierechter in de Rechtbank Noord-Holland veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het aanwezig hebben van ongeveer 250 hennepplanten. Het Hof heeft deze veroordeling in hoger beroep bevestigd, maar met een gewijzigde strafmaat. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.

De advocaat van de verdachte, B.A.M. Hendrix, heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 juli 2017.

Uitspraak

11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/04438
BKL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 1 september 2015, nummer 23/004197-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 30 oktober 2014 - de verdachte ter zake van (de Hoge Raad leest:) "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet" veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.

2.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.A.M. Hendrix, advocaat te Sittard, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde, tot verbetering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2017.