Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
11 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak, die op 11 juli 2017 door de Hoge Raad der Nederlanden werd behandeld, ging het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betrof een verdachte die werd beschuldigd van dood door schuld in het verkeer, zoals vastgelegd in artikel 2:284.1 van het Strafrecht van Curaçao. De verdachte had een voetgangster aangereden, wat leidde tot haar overlijden. De verdediging voerde aan dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gereden, wat resulteerde in de botsing. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij een kennelijke vergissing in de bewezenverklaring had weggestreept dat de verdachte met een hogere snelheid dan de toegestane snelheid van 60 km/u had gereden. De Hoge Raad concludeerde dat er geen reden was voor cassatie, aangezien de bewezenverklaring met herstel van deze misslag kon worden gelezen. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. Het arrest werd uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.