ECLI:NL:HR:2017:1304

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
15/05785
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak wegens poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een poging tot doodslag waarbij de verdachte vanuit een rijdend busje met een semiautomatisch pistool op een raam van de woonkamer heeft geschoten. Dit gebeurde nadat de verdachte zijn ex-vriendin en haar nieuwe vriend de woning had zien binnengaan. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak is gedaan zonder schriftelijk standpunt van de Advocaat-Generaal, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/05785
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 november 2015, nummer 20/001596-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, een schriftuur en een aanvullende schriftuur ingediend. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2017.