ECLI:NL:HR:2017:1303

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
16/04517
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrieglijke bankbreuk, verduistering en gewoontewitwassen door leidinggevende in faillissementen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 juli 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1949. De verdachte was beschuldigd van bedrieglijke bankbreuk, verduistering in functie en gewoontewitwassen, waarbij in totaal 2,4 miljoen euro aan vennootschappen werd onttrokken. Deze bedragen leidden tot faillissementen van de betrokken bedrijven en werden gebruikt voor de aankoop van goederen en privébetalingen.

De Hoge Raad heeft op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 16/04517. De verdediging voerde acht middelen aan, waaronder de verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie, de afwijzing van een verzoek tot voeging van stukken, en diverse klachten over de bewijsvoering en de strafmotivering. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 16/04517
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 13 juli 2016, nummer 21/005128-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.N. Vermeij, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Namens de verdachte heeft L.E.G van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2017.