Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
5.Slotsom
6.Beslissing
11 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1979, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren voor meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag en verblijf in Nederland als ongewenste vreemdeling. De verdediging voerde aan dat de verdachte, als ongewenste vreemdeling, niet in aanmerking kwam voor de voorwaardelijke invrijheidstelling of strafonderbreking, wat zou leiden tot een onevenredig zware straf in vergelijking met Nederlandse verdachten. Het Hof verwierp dit verweer, verwijzend naar de huidige regelgeving die bepaalt dat vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland geen recht hebben op strafonderbreking.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de verdediging niet tot cassatie kon leiden, maar constateerde wel dat de redelijke termijn van het proces was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren naar vijf jaren en negen maanden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde straf, en verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regelgeving omtrent vreemdelingen in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de strafmaat.