ECLI:NL:HR:2017:1285

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
15/03390
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing in zaak van profijtontneming wegens schending van het recht om het laatst te spreken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1959, in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof. De advocaat van de betrokkene, R.J. Baumgardt, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd dat de betrokkene niet het recht was gelaten om het laatst te spreken tijdens de terechtzitting in hoger beroep. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat aan de betrokkene het recht om het laatst te spreken niet is gelaten. Dit is in strijd met het voorschrift van artikel 311, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de verdachte het recht heeft om als laatste te spreken. De Hoge Raad oordeelt dat deze schending van het recht op een eerlijk proces leidt tot nietigheid van de uitspraak van het Gerechtshof.

Als gevolg hiervan heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van het recht van de verdachte om het laatst te spreken in strafzaken, wat een essentieel onderdeel is van een eerlijk proces.

Uitspraak

27 juni 2017
Strafkamer
nr. S 15/03390 P
SG/LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 juni 2015, nummer 22/003312-11, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij aanvullende schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De aanvullende schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de betrokkene niet het recht is gelaten het laatst te spreken.
2.2.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de betrokkene het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.
2.3.
Het middel slaagt in zoverre.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2017.