Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Slotsom
5.Beslissing
27 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk afleveren van een vals geschrift, waarvoor hij een gevangenisstraf van vier maanden en een geldboete van € 50.000,- opgelegd kreeg. De Hoge Raad oordeelde dat de strafmotivering van het Hof onvoldoende was onderbouwd. Het Hof had in zijn motivering verwezen naar een uittreksel Justitiële Documentatie, waaruit bleek dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor strafbare feiten. De Hoge Raad vond echter dat deze vaststelling niet zonder meer begrijpelijk was, aangezien het uittreksel geen steun bood voor de conclusie dat de eerdere veroordelingen de verdachte er niet van hadden weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de straf. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet leidden tot cassatie en geen nadere motivering vereisten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering, vooral wanneer eerdere veroordelingen worden betrokken in de beoordeling van de strafmaat.