Ingevolge art. 407 lid 1 Rv wordt het beroep in cassatie ingesteld door het indienen van een procesinleiding in dezelfde vorm en met dezelfde vereisten als in eerste aanleg, behoudens de leden 2-5.
Art. 30a lid 3, aanhef en onder c, Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat de procesinleiding de dag vermeldt waarop de verweerder in de vorderingsprocedure ten laatste kan verschijnen, welke dag ligt ten minste vier weken en uiterlijk zes maanden na de dag van indiening van de procesinleiding bij de rechter.
Art. 115 lid 1 Rv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in. Voor de verweerder die een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf
buiten Nederland heeft in een Staat waar de Betekeningsverordening II van toepassing is, is de termijn om te verschijnen minimaal vier weken en maximaal zes maanden. In afwijking van art. 30a lid 3, aanhef en onder c, Rv vangt de termijn van verschijning aan op de dag na die waarop het oproepingsbericht aan de verweerder is betekend of aan hem is kennisgegeven op een wijze overeenkomstig de voormelde verordening en wordt de termijn van verschijning in de procesinleiding opgenomen in plaats van de dag van verschijning.
Art. 115 lid 2 Rv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in. Indien de verweerder een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland heeft in een Staat die partij is bij het Betekeningsverdrag, is de termijn om te verschijnen in afwijking van art. 30a lid 3, aanhef en onder c, Rv minimaal drie maanden en maximaal twaalf maanden. Deze termijn vangt volgens art. 115 lid 2 Rv in cassatie aan na de dag van indiening van de procesinleiding bij de rechter, in aanmerking genomen dat art. 113 Rv ingevolge art. 418a Rv in cassatie niet van overeenkomstige toepassing is.
Art. 63 lid 1 Rv is niet gewijzigd bij de hiervoor in 2.1.1 vermelde wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering per 1 maart 2017. Het houdt in dat een exploot (waaronder naar het tot 1 maart 2017 geldende recht moet worden verstaan een rechtsmiddelexploot en naar het sinds 1 maart 2017 geldende recht een exploot waarbij een oproepingsbericht en de daarbij behorende procesinleiding worden betekend) ook kan worden gedaan door middel van een kantoorbetekening, ook indien de Betekeningsverordening II van toepassing is, alsmede dat de advocaat of deurwaarder aan wiens adres de kantoorbetekening geschiedt, dient te bevorderen dat het exploot degene voor wie het is bestemd, tijdig bereikt. Ook bij een kantoorbetekening op de voet van art. 63 lid 1 Rv is het overigens mogelijk het oproepingsbericht en de daarbij behorende procesinleiding eerst op andere wijze te bezorgen (art. 112 Rv).