ECLI:NL:HR:2017:1272

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
16/03472
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een statutair bestuurder en de gevolgen van ontslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Orthocenter N.V. De zaak betreft de beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een statutair bestuurder en de vraag of deze overeenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd was. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Holland en arresten van het gerechtshof Amsterdam.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door [eiser] in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en legt de proceskosten op aan [eiser], die deze kosten moet vergoeden aan Orthocenter.

De uitspraak benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en het belang van rechtsvragen die relevant zijn voor de rechtseenheid. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, en de zaak is behandeld door een collegiaal orgaan van vijf rechters, onder leiding van vice-president E.J. Numann.

Uitspraak

7 juli 2017
Eerste Kamer
16/03472
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed,
t e g e n
ORTHOCENTER N.V.,
gevestigd te Purmerend,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. N.T. Dempsey.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Orthocenter.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/l5/196338/HA ZA 12-443 van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2015;
b. de arresten in de zaak 200.169.644/01 van het gerechtshof Amsterdam van 14 juli 2015 en 29 maart 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 29 maart 2016 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Orthocenter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Orthocenter heeft voorts gevorderd de toe te wijzen proceskostenvergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 31 mei 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Orthocenter begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
7 juli 2017.