ECLI:NL:HR:2017:1269

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
16/04604
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over spoedmachtiging en voortgezette machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een spoedmachtiging en voortgezette machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, zoals geregeld in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A.M. Wagemakers, heeft cassatie ingesteld tegen een eerdere beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de vraag of er sprake is van ernstig gevaar voor de minderjarige, zoals bedoeld in artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Een belangrijk aspect van de zaak was het ontbreken van de oproeping van de nieuwe partner van de ouder als belanghebbende in de procedure.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de verzoekster en de incidentele cassatie van [B] onderzocht. De advocaat-generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoekster en het incidentele beroep van [B] verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige procedures in zaken die de rechten van minderjarigen raken, en de noodzaak om alle relevante belanghebbenden te betrekken in dergelijke procedures.

Uitspraak

7 juli 2017
Eerste Kamer
16/04604
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.A.M. Wagemakers,
t e g e n
1. LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING, namens Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming,
gevestigd te Enschede,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen,
als belanghebbenden zijn aangemerkt:
2. [A] ,
wondende te [woonplaats] ,
Belanghebbendein cassatie,
niet verschenen,
3. [B] ,
wonende te [woonplaats] ,
Belanghebbende in cassatie, tevens verzoekster in het incidenteel cassatieberoep,
iebe
advocaat: mr. J. van Weerden.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en LJ&R, en belanghebbenden als [B] en [A] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak C/08/180363 / JE RK 15-2062 van de rechtbank Overijssel van 18 en 24 december 2015;
b. de beschikking in de zaak 200.188.766/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 juni 2016.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. [B] heeft zich in dat beroep gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad en incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
[verzoekster] heeft in het incidenteel cassatieberoep geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep en van het incidenteel cassatieberoep.
De advocaten van [verzoekster] en [B] hebben ieder bij brief van 19 mei 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale en in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
7 juli 2017.