ECLI:NL:HR:2017:1251

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
16/01152
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest in verband met een gewapende woningoverval op hoogbejaarde slachtoffers met onduidelijke bewijsvoering

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor een gewapende woningoverval op twee hoogbejaarde broers in Wijhe in 2014. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering niet zonder meer kan aantonen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd. De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte daadwerkelijk in de woning van de slachtoffers aanwezig is geweest en dat de sporen op de handschoenen niet voldoende zijn om een verband te leggen met de overval. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van de tenlastegelegde feiten en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de zaak op het bestaande hoger beroep. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van duidelijke en overtuigende bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om ernstige misdrijven zoals gewapende overvallen.

Uitspraak

4 juli 2017
Strafkamer
nr. S 16/01152
KD/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 12 februari 2016, nummer 21/003250-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten en de strafoplegging, tot terugwijzing dan wel verwijzing van de zaak, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1, 2 en 3 bewezenverklaard dat:
"1 primair:
hij op 11 maart 2014 te Wijhe in de gemeente
Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrijstaande woning aan de [a-straat 1] heeft weggenomen geld en een bloedsuikermeter toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader een bivakmuts droeg
- meermalen hebben aangebeld bij de woning aan de [a-straat 1] en
- nadat [slachtoffer 2] de deur had geopend,
- hard met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van [slachtoffer 2] hebben geslagen en vervolgens de woning zijn binnen gegaan en
- tegen [slachtoffer 2] hebben gezegd "je loopt niet weg want dan schiet ik je dood" en "als je nou niet rustig bent dan schiet ik je dood" en
- tegen [slachtoffer 1] die op de bovenwoonkamer zat hebben geroepen "meekomen!" en "naar beneden" en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voor/op het hoofd en/of gezicht van [slachtoffer 1] hebben gericht en
- meermalen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] terwijl [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de grond lagen hard/met kracht in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en
- met kracht de voet en/of knie op de borstkast van [slachtoffer 2] hebben gezet en/of gedrukt en
- het hoofd van [slachtoffer 2] naar beneden hebben gedrukt en [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in een klem hebben genomen/vastgepakt en
- meermalen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] terwijl [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de grond lagen en gekneveld/vastgebonden waren) met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd hebben geslagen en
- telkens als [slachtoffer 1] overeind wilde komen tegen [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen "Blijf liggen" en
- telkens als [slachtoffer 2] zijn broer [slachtoffer 1] wilde helpen tegen [slachtoffer 2] hebben gezegd "en nou is het afgelopen anders schiet ik je dood" en "dan schiet ik je dood" en
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met (electriciteits) draden/snoeren/kabels en/of tie-wraps en/of ducttape/plakband hebben gekneveld/vastgebonden (om de polsen/handen en/of benen/enkels/voeten) en/of een doek/lap in de mond van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gestopt en
- telkens hebben geroepen "Waar heb je de bankpas" en "Waar zijn de sieraden, heeft u nog goud" en "geld, geld, goud, goud" en "schiet op" en
- [slachtoffer 1] de pincode van zijn bankpas of een banknummer op een briefje/kaartje hebben laten opschrijven en/of tegen [slachtoffer 1] hebben gezegd "Ik wil die kaartjes van je hebben van de bank zodat ik al je geld kan ophalen" en
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben bedreigd;
2 primair:
hij op 11 maart 2014 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, meerdere botbreuken, schedelbreuken, waarvoor [slachtoffer 2] al meermalen is geopereerd, heeft toegebracht, door opzettelijk,
- meermalen, die [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag en gekneveld/vastgebonden was, hard/met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan
- meermalen die [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag en gekneveld/vastgebonden was, hard/met kracht met gebalde vuisten in/op/tegen het gezicht en het hoofd en het lichaam te stompen en slaan en schoppen en trappen;
3 primair:
hij op 11 maart 2014 te Wijhe in de gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- meermalen terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was hard/met kracht met gebalde vuisten in/op/tegen het gezicht en het hoofd en het lichaam hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en
- meermalen terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was hard/met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende overwogen:
"Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten 1, 2 en 3, samengevat de overval in Wijhe, overweegt het hof als volgt.
Op dinsdag 11 maart 2014 te 22.03 uur ontvangt de meldkamer een melding van een oudere man, die aangeeft in zijn woning aan de [a-straat 1] te Wijhe te zijn overvallen. Op dat adres blijken twee mannen, broers, te wonen. De broers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], zijn respectievelijk 82 en 85 jaar oud.
Naar aanleiding van deze overval wordt een grootschalig onderzoek uitgevoerd waarbij diverse sporen (forensisch onderzoek) en tips zijn onderzocht.
Verdachte [medeverdachte] is op 4 april 2014 op verdenking van een poging tot overval in Vaassen, gepleegd op 2 april 2014, aangehouden. De scooter waar verdachte [medeverdachte] bij zijn aanhouding op reed is na inbeslagneming onderzocht. Onderzoek aan de handschoenen, die in de buddyseat van de scooter werden aangetroffen wijst uit dat op de linkerhandschoen bloedsporen te vinden zijn. Nader onderzoek wijst uit dat het bloed aan de buitenzijde van de manchet van de linkerhandschoen afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 1]. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van [slachtoffer 1] matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op een miljard. Het DNA-profiel dat aan de binnenzijde van die linkerhandschoen wordt aangetroffen behoort toe aan verdachte [medeverdachte]. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van verdachte matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op een miljard. Daarnaast is het NFI tot de conclusie gekomen dat de bloedsporen op de handschoen, contactsporen zijn.
In de bemonstering van de binnenzijde van de rechterhandschoen is celmateriaal aangetroffen wat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte].
[betrokkene 2], medeverdachte in de hiervoor bewezen verklaarde "Vaassen" zaak, heeft verklaard dat hij via de vriendin van verdachte [medeverdachte], [betrokkene 1], in het bezit is gekomen van een aantal tassen van verdachte [medeverdachte]. In deze tassen zat onder meer smerige kleding, een paar schoenen van het merk Prada, een paar Fallen schoenen en een bloedsuikermeter.
De Prada-schoenen (maat 8,5) zijn door het NFI onderzocht. In de bemonsteringen van de binnenranden van zowel de rechter- als de linkerschoen en de uiteinden van de veters en de lip van zowel de linker- als de rechterschoen is celmateriaal gevonden waarvan het NFI heeft geconcludeerd dat dit van verdachte [medeverdachte] afkomstig kan zijn. In de bemonsteringen van de binnenrand van de linkerschoen en van de uiteindes veter en lip rechterschoen is celmateriaal aangetroffen waarvan het NFI geconcludeerd heeft dat dit van verdachte [verdachte] afkomstig kan zijn. Het NFI heeft de bewijskracht van de sporen van telkens een van de sporen bepaald en geconcludeerd dat de hypothese dat de bemonsteringen celmateriaal van respectievelijk [medeverdachte] en [verdachte] bevatten extreem veel waarschijnlijker is dan dat de bemonstering afkomstig is van drie onbekende personen, niet verwant aan elkaar of aan een van de verdachten.
In de woning van de slachtoffers zijn schoensporen aangetroffen. Die zijn zeer vermoedelijk gemaakt met schoenen van de merken Fallen én Prada. Deze sporen zijn vergeleken door het team forensisch opsporing met de schoenen van Prada én Fallen die respectievelijk zijn aangetroffen in de woning van [betrokkene 2] en in de tas die op verzoek van verdachte [medeverdachte] bij [betrokkene 2] was gebracht (en welke schoenen door de partner van [betrokkene 2] in een tas naar het bureau zijn gebracht). De conclusie van het onderzoek luidt dat schoenspoor 3 mogelijk is veroorzaakt door de rechterschoen van het merk Fallen, de schoensporen 4 en 5 zijn veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen van het merk Fallen. Er kon door het ontbreken van karakteristiek overeenkomsten niet worden vastgesteld dat de sporen daadwerkelijk zijn veroorzaakt met de schoenen.
Het schoenspoor nummer 6 is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen van het merk Prada. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon niet worden vastgesteld dat het spoor daadwerkelijk is veroorzaakt met de linkerschoen.
De schoenen van het merk Fallen zijn ook door het NFI onderzocht. In het bloed dat op de rechterschoen is aangetroffen, buitenkant schoen aan de rechterzijkant ongeveer 3 mm boven de zool, wordt het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 2] aangetroffen. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van [slachtoffer 1] matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan een op een miljard. In het bloed op de linkerschoen buitenkant schoen aan de rechterzijde ter hoogte van de hiel, wordt het DNA-profiel van [slachtoffer 1] aangetroffen. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van [slachtoffer 1] matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op een miljard. Daarnaast is op dezelfde schoen aan de linkerkant ter hoogte van de zool eveneens bloed met een onvolledig DNA-profiel van [slachtoffer 1] aangetroffen. De matchkans heeft het NFI ook kleiner berekend dan één op een miljard. In de bemonstering uiteindes veter en lip rechterschoen Fallen is een DNA mengprofiel van ten minste drie personen aangetroffen, te weten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en minimaal een andere persoon. In de bemonstering uiteindes veter en lip linkerschoen van het merk Fallen wordt een DNA mengprofiel gevonden van minimaal vier personen waarvan het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte [medeverdachte] en minimaal drie onbekende personen.
De bloedsuikermeter is aan [slachtoffer 1] getoond. [slachtoffer 1] heeft hierover verklaard dat dit zijn bloedsuikermeter betreft omdat het handgeschreven briefje dat bij de meter was gevoegd, zijn handschrift is. [slachtoffer 1] heeft daarnaast verklaard dat de 'zwarte' dader een soort van portefeuille afkomstig van boven in de zak stak, dat de 'blanke' iets aan de ander overhandigde, dat in de binnenzak werd gestopt. Dat dat een enveloppe met geld of zo, aldus aangever, was en dat de 'blanke' uit de keukenlade de portemonnee met huishoudgeld heeft meegenomen. Uit het dossier volgt dat na de overval in Wijhe in een vijver een portemonnee werd aangetroffen. [slachtoffer 1] heeft deze portemonnee herkend.
In de woning van de vriendin van verdachte [medeverdachte], [betrokkene 1], aan de [b-straat 1] in Wijhe zijn diverse goederen in beslag genomen waaronder een zwart (imitatie)pistool in een zwarte bivakmuts en een schoenendoos van het merk Prada maat 8,5/42,5. Deze schoenmaat komt overeen met de schoenmaat van de Pradaschoenen die via [betrokkene 2] bij de politie zijn gekomen. In de bemonstering van de binnenzijde van de bivakmuts afgenomen rondom het mondgat van de bivakmuts is een DNA mengprofiel aangetroffen van minimaal
4 personen en er kan celmateriaal afkomstig zijn van verdachte [medeverdachte] en zijn vriendin [betrokkene 1]. Volgens de verklaring van [slachtoffer 1] droeg de blanke man een zwarte bivakmuts. Deze man hield een zwart pistool in de hand.
Uit de verklaringen van de [slachtoffers] volgt dat de overval is gepleegd door 2 personen. Een zwarte en een blanke man. Uit het sporenonderzoek in de woning van de slachtoffers zijn schoensporen aangetroffen afkomstig van twee paar schoenen respectievelijk van het merk Prada en het merk Fallen.
Uit hetgeen de aangevers verklaren en de resultaten van het NFI-onderzoek, waarbij zowel sporen van verdachte [medeverdachte] (op de Fallen schoen) en van verdachte [verdachte] (op de Prada schoen) als bloedsporen van de slachtoffers zijn gevonden op de linkerhandschoen en de Fallen-schoenen leidt het hof af dat de bloedsporen van de slachtoffers bij gelegenheid van de overval op de handschoen en de schoenen zijn terechtgekomen.
[betrokkene 2] heeft zoals al overwogen verklaard dat de schoenen maar ook de bloedsuikermeter via de vriendin van verdachte [medeverdachte] in zijn woning zijn gekomen in tassen waar ook nog smerige kleding in zat. Deze tassen zijn door de vriendin van verdachte [medeverdachte] op zijn verzoek op een avond dat deze door de politie was aangehouden vanuit de woning van deze vriendin naar de woning van [betrokkene 2] gebracht. Door verdachte [medeverdachte] is later tegen [betrokkene 2] gezegd dat dit spullen waren die eerder gebruikt waren. In de Vaassenzaak heeft het hof zoals hiervoor weergegeven met de rechtbank geoordeeld dat de verklaring van [betrokkene 2] als betrouwbaar kan worden aangemerkt onder meer omdat deze door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Het hof is van oordeel dat dat hier eveneens het geval is. De verklaring van [betrokkene 2] wordt immers ook ondersteund door de verklaring van zijn partner maar ook door de getuige Sneller, die van de partner van [betrokkene 2] heeft gehoord dat de vriendin van verdachte [medeverdachte] tassen met gestolen spullen bij haar in huis had gezet. In het dossier bevindt zich daarenboven SMS verkeer tussen de vriendin van [medeverdachte] en haar moeder waarin het halen van spullen als vorenomschreven wordt bevestigd. Een andere verklaring voor de aanwezigheid van deze spullen in de woning van [betrokkene 2], namelijk dat [betrokkene 2] zelf betrokken zou zijn bij deze overval in Wijhe acht het hof niet aannemelijk. [betrokkene 2] zelf heeft betrokkenheid bij de overval bestreden. Uit het onderzoek is daarbij evenmin gebleken dat [betrokkene 2] die avond in Wijhe was, hetgeen ondersteund wordt door het gegeven dat zijn telefoon aanstraalde op een mast in zijn woonplaats Deventer ten tijde van de overval.
Dat de schoenen tijdens de overval zijn gedragen wordt naar het oordeel van het hof verder nog ondersteund door het aantreffen van beide paar schoenen tezamen met een bloedsuikermeter afkomstig van de overval in de woning.
Uit de sporen van zowel verdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] die op de schoenparen zijn aangetroffen en de verklaring van de slachtoffers dat de overval werd gepleegd door een zwarte en een blanke man leidt het hof af dat verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte] deze schoenen ten tijde van de overval hebben gedragen. De omschrijving van de zwarte man die door [slachtoffer 1] wordt gegeven luidt: een man in de leeftijd van 25-30 jaar, fors gespierd postuur, zwarte huidskleur, zwarte krullenkop, ronde kikkerogen 170-175 lang. Die opvallende gezichtsbeschrijving komt naar het oordeel van het hof overeen met de foto van verdachte [verdachte] die kort na de overval ten tijde van zijn aanhouding op 5 april 2014 is gemaakt.
Verdachte [verdachte] komt op de avond van de overval in Wijhe terug nadat hij eerder die dag vanuit Wijhe na een verblijf bij verdachte [medeverdachte] naar Nijmegen was vertrokken. Uit de zendmastgegevens blijkt de telefoon van verdachte in Wijhe een zendmast aan te stralen om 19.43 uur. Uit de telefoongegevens van beide verdachten blijkt dat zij vanaf dat moment op diverse tijdstippen telefoonmasten in Wijhe aanstralen. Om 21.22 uur straalt de telefoon van verdachte [verdachte] aan op de telefoonmast aan de Industriestaat in Wijhe, in de buurt van de woning waar de overval plaatsvond. Zij kopen beiden om 22.20 uur een treinkaartje op het station in Wijhe en vertrekken beiden vanaf het station Wijhe met de trein om 22.29 uur, dus kort na de overval richting Arnhem. Om 22.28 uur straalt de telefoon van verdachte [verdachte] nogmaals aan op de zendmast aan de Industrieweg in Wijhe.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij die avond van de overval in Wijhe was om in de door de vriendin van [medeverdachte] bewoonde woning alwaar [medeverdachte] ook wel verbleef, tezamen met [medeverdachte] iets te drinken. De politie heeft de vriendin van [medeverdachte] die daar woonachtig is nader bevraagd. De vriendin van [medeverdachte] - die als verdachte werd gehoord - heeft zich op haar zwijgrecht beroepen met betrekking tot het al dan niet verblijven van beide verdachten in haar woning. Het hof stelt vast dat de verklaringen van verdachte [verdachte] geen steun vindt in ander betrouwbaar bewijs. Het hof is van oordeel dat de verklaring mede in het licht van hetgeen hierboven met betrekking tot het bewijs is overwogen niet aannemelijk is.
Het hof stelt tot slot vast dat verdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] nadat zij per trein uit Wijhe vertrokken en in Arnhem arriveerden diezelfde avond in het bezit zijn geweest van een opvallende hoeveelheid geld. Zowel een taxichauffeur als een verkoopster van een pompstation verklaren over het betalen door verdachte [verdachte] vanuit een bundel bankbiljetten. In het dossier bevindt zich bovendien een etmaal na de overval genomen foto van de hand van verdachte [verdachte] met daarin een waaier met bankbiljetten.
Het hof komt op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden, tezamen genomen en in verband beschouwd, tot het oordeel dat [medeverdachte] de overvaller is geweest als door [slachtoffer 1] beschreven als de persoon met de blanke huidskleur. Het hof acht bewezen dat de door [slachtoffer 1] beschreven andere overvaller, [verdachte] betreft. Met in achtneming van het bovenstaande, samenvattend, hun gezamenlijke aanwezigheid in Wijhe op het moment van de overval, hun gezamenlijke vertrek kort na afloop van de overval, hun door getuigen opgemerkte gedrag direct na de overval, het ter beschikking hebben van een opvallende hoeveelheid geld, met daarbij alle technische sporen in aanmerking genomen, waarbij het hof in aanmerking neemt dat het NFI het in de handschoen aangetroffen DNA van verdachte [verdachte] in zoverre nuanceert tot de categorie van 'afkomstig kan zijn van verdachte', acht het hof ook gelet op de combinatie van aangetroffen schoensporen in de woning van de overval, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verdachte] evenals het feit in Vaassen tezamen met verdachte [medeverdachte] ook de overval op de [slachtoffers] in Wijhe heeft gepleegd.
(...)
Gelet op het voorgaande acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde delicten heeft begaan."
2.2.3.
Het Hof heeft in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv voorts - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende overwogen:
"Nadere bewijsoverweging
De in het arrest genoemde vindplaats van de handschoen waarop een DNA mengprofiel van verdachte [verdachte] is aangetroffen zijnde de scooter van verdachte [medeverdachte] is niet juist. De vindplaats is de woning van de zuster van [medeverdachte] in Apeldoorn."
2.3.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2016 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Feiten 1 tot en met 3
De feiten 1 t/m 3 hebben een zeer nauwe samenhang met elkaar aangezien deze feiten op dezelfde plaats, dag en tijdstip hebben plaatsgevonden. Derhalve is het logisch om deze feiten gezamenlijk te behandelen.
De belangrijkste vraag ten aanzien van deze feiten is of cliënt in de woning van de twee slachtoffers is geweest en als medepleger van de overval en de mishandelingen betrokken is geweest. Het verweer van de verdediging richt zich er enkel op dat cliënt niet in de woning van twee slachtoffers is geweest en dat hij niet de donkere/negroïde verdachte is geweest die in het dossier wordt genoemd als degene die één van de overvallers is geweest.
In dit onderzoek is forensisch onderzoek gedaan. Er zijn maar liefst 20 onderzoeksvragen ingediend bij het NFI. De verdediging is van oordeel dat ondanks dit zeer uitgebreide forensisch onderzoek en de resultaten hiervan geen, althans volstrekt onvoldoende technisch bewijs in de zin van DNA-bewijs, vingerafdrukken of iets dergelijks naar voren is gekomen waaruit blijkt dat cliënt in de woning is geweest en bij feit 1 t/m 3 betrokken is geweest. Uit het forensisch onderzoek is immers slechts naar voren gekomen dat er DNA van cliënt is aangetroffen op één van de Prada schoenen en op één van de handschoenen die in beslag zijn genomen.
De verdediging zal hieronder aantonen dat dit DNA-bewijs geen bewijs oplevert ten aanzien van de vraag of cliënt betrokken is geweest bij de overval en de mishandeling van de [slachtoffers] zoals ten laste gelegd onder feit 1 t/m 3.
(...)
Handschoenen en DNA Client
Uit het rapport van het NFI van 28 augustus 2014 blijkt dat er onderzoek is gedaan naar sporen op handschoenen die in beslag zijn genomen.
Van belang is dat er in deze zaak meerdere handschoenen in beslag zijn genomen en dat derhalve goed bekeken moet worden om welke handschoenen het nu precies gaat.
Uit het rapport van het NFI blijkt dat er op de handschoen met nummer AAHC3485NL DNA is aangetroffen in een mengprofiel van mijn cliënt, zowel op de binnenkant als op de buitenkant.
Van belang is om te kijken om welke handschoenen het nu gaat.
Uit het forensisch dossier op pagina 303 blijkt dat er handschoenen zijn aangetroffen in de Renault Mégane van [betrokkene 2] (AAHF9536), in de scooter van [medeverdachte] (AAHC3402) maar ook op een locatie C.02.02.02 (zie pagina 304). Op deze locatie zijn een paar zwarte handschoenen in beslag genomen. Het bijbehorende SIN-nummer is AAHC3485NL. Dit zijn dus de handschoenen waarop DNA en een mengprofiel van mijn cliënt is aangetroffen. Uit het dossier blijkt dat er een doorzoeking heeft plaatsgevonden op 4 april 2014 in de woning aan de [c-straat 1] in Apeldoorn, zijnde de woning van [betrokkene 3], zijnde de zus van [medeverdachte]. In deze woning is een sporttas aangetroffen en in deze sporttas is een paar zwarte handschoenen aangetroffen met het nummer C.02.02.02, zie p. 902. De sporttas zou van [medeverdachte] zijn.
Van groot belang is om te constateren dat op deze paar zwarte handschoenen alleen DNA is aangetroffen van cliënt en van [medeverdachte].
Deze constatering betekent derhalve helemaal niets voor de vraag ten aanzien van eventuele betrokkenheid van cliënt bij de overval in Wijhe.
Er is immers geen enkele verdenking dat deze handschoenen zijn gebruikt bij de overval in Wijhe.
Ten aanzien van de handschoen met het nummer AAHC3402NL ligt dit misschien anders. Op deze handschoen is DNA aangetroffen van [slachtoffer 1] en van [medeverdachte]."
2.4.
Mede gelet op de omstandigheid dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat er sprake is van enig verband tussen de sporen die op de twee handschoenen zijn gevonden is, tegen de achtergrond van hetgeen door de verdediging is aangevoerd, het oordeel van het Hof dat het de verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met een ander de onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd, niet zonder meer begrijpelijk.
2.5.
Voor zover het middel daarover klaagt is het terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is vastgesteld op 27 juni 2017 en gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juli 2017.