Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
31 januari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Den Haag, waarbij de aanvrager is veroordeeld voor een snelheidsovertreding. De aanvrager, geboren in 1955, stelt dat hij niet de bestuurder was van het voertuig ten tijde van de overtreding, maar dat dit door een ander is gedaan. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij schriftelijke verklaringen overgelegd van de daadwerkelijke bestuurder, maar de Hoge Raad oordeelt dat de Kantonrechter al bekend was met deze informatie. De aanvraag tot herziening is op 31 januari 2017 door de Hoge Raad afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet nieuw waren en niet leidden tot een andere uitkomst van de zaak. De Hoge Raad concludeert dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, en bevestigt de eerdere veroordeling van de aanvrager.