ECLI:NL:HR:2017:1228

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
16/00198
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in cassatie tegen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een uitspraak van het hof van 11 november 2014, waarin een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. Het Openbaar Ministerie had echter geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in het beroep, omdat het niet voldoen aan de termijn zoals voorgeschreven in artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, een schending van de procedurele vereisten inhield.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het Openbaar Ministerie niet binnen de gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend. Hierdoor kon het Openbaar Ministerie niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep van het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet verder in behandeling wordt genomen. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van procesregels en termijnen in het strafrechtelijke proces.

Uitspraak

4 juli 2017
Strafkamer
nr. S 16/00198 P
CeH/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 11 november 2014, nummer 21/005507-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[A] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats].

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Middelen van cassatie zijn niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Advocaat-Generaal bij het Hof in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu het Openbaar Ministerie niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat het Openbaar Ministerie in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het Openbaar-Ministerie niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juli 2017.