ECLI:NL:HR:2017:1217

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
15/00332
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in strafzaak met betrekking tot afwijzing getuigenverzoek en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995, was in hoger beroep veroordeeld voor diefstal met geweld en bedreiging. De zaak betreft twee incidenten: de eerste op 18 mei 2012, waarbij de verdachte een mobiele telefoon heeft gestolen, en de tweede op 25 januari 2013, waarbij hij samen met een ander goederen uit een woning heeft weggenomen. De verdediging had verzocht om getuigen te horen, maar het Hof heeft dit verzoek afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing van het getuigenverzoek niet begrijpelijk is, omdat het Hof niet duidelijk heeft gemaakt op welke verweren het zich baseerde en waarom deze relevant waren voor de beoordeling van het verzoek. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissingen over de getuigen en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

4 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/00332 J
MHN/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 24 december 2014, nummer 23/003549-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, geoordeeld dat de Advocaat-Generaal in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over de voorgestelde middelen.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.
Ten laste van de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - bewezenverklaard dat:
"Zaak A (parketnummer 13-660451-12)
1 primair:
hij 18 mei 2012 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry, type Curve 8520), toebehorende aan [betrokkene 1] , welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte met kracht
- met zijn ene hand de hals van die [betrokkene 1] heeft vastgepakt dichtgeknepen en
- met zijn andere hand die [betrokkene 1] op zijn wang heeft geslagen en
- daarbij voornoemde [betrokkene 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als je nu niet weggaat, dan haal ik mijn broer en knalt hij je hele familie af" en/of "als je nu niet weggaat, dan ga ik je neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(...)
Zaak B (parketnummer 13-741024-13)
1 primair:
hij op 25 januari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, perceel [a-straat 1] , heeft weggenomen veertig verpakkingen munten van de Nederlandse Antillen en/of Aruba en een muziekdoosje en twee zilverkleurige horloges en een gecamoufleerde tas met een goudkleurig anker-embleem, toebehorende aan [betrokkene 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op de achterdeur van voornoemde woning."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Zaak A (parketnummer 13-660451-12),
Feit 1 primair
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL134G 2012132216-1 van 18 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (zaaksdossier pagina's 1 t/m 4).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Op 18 mei 2012 deed [betrokkene 1] , aangifte en verklaarde het volgende:
Ik was vandaag op 18 mei 2012 samen met een vriendje [betrokkene 3] in het Meerwaldpark te Amsterdam. Ik zag dat er op een bankje vier jongens zaten. Ik zag dat drie jongens naar mij toe kwamen. Ik had mij telefoon in mijn hand. Ik zag en voelde dat één van de jongens mijn telefoon uit mijn hand trok. Ik ken deze jongen, hij is genaamd [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte). Ik vroeg of ik mijn telefoon terug kon krijgen. Ik zag en hoorde dat twee van de drie jongens zeiden dat ze de telefoon niet hadden. De twee jongens die mijn telefoon hebben zijn [verdachte] en [betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 4] ). Ik wilde natuurlijk mijn telefoon terug en vroeg steeds aan de twee om mijn telefoon.
Ik zag en voelde vervolgens dat [verdachte] mij met zijn hand bij mijn hals vastpakte. Ik voelde dat hij dit met kracht deed. Ik zag en voelde dat hij hierna met zijn andere hand mij op mijn wang sloeg. Ik voelde pijn op mijn wang. Ik voelde dat ik heel erg veel moeite had met ademhalen. Ik voelde dat [verdachte] met zijn hand mijn keel dicht kneep. Ten tijde dat [verdachte] mij bij mijn keel vasthield bedreigde hij mij. Ik hoorde dat hij zei: "Als je nu niet weggaat, dan haal ik mijn broer en knalt hij je hele familie af." Ik hoorde later dat [verdachte] nog gedreigd zou hebben dat hij mij ging neersteken.
Registratienummer: PL134G 2012132216-1
Bijlage weggenomen goederen. Deze bijlage is onderdeel van het in de kop genoemde proces-verbaal
Gestolen goed
Merk/type: Blackberry Curve 8520
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012132216-2 van 18 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (zaaksdossier pagina's 5 en 6).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 5] :
Op 18 mei 2012 heb ik afgesproken met een vriend, [betrokkene 4] , bij de Total. Toen ik bij de Total aankwam stonden er twee andere jongeren bij. Eentje heet [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte). Ik werd gebeld door [betrokkene 1] . [betrokkene 1] kwam naar de Total toe. Ik ben even naar de overkant gelopen. Toen ik terug kwam, hoorde ik [betrokkene 1] tegen de jongen zeggen, wie heeft mijn telefoon. Ik hoorde dat de jongens zeiden dat ze de telefoon niet hadden. Ik wist dat één van de jongens de telefoon moest hebben want [betrokkene 1] had zijn telefoon in zijn hand en opeens was hij weg. Ik hoorde [verdachte] zeggen, als [betrokkene 1] nu niet weggaat ga ik hem neersteken. Ik zag dat [verdachte] [betrokkene 1] bij zijn keel greep met veel kracht en met zijn andere hand sloeg hij [betrokkene 1] in zijn gezicht.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2012132216-10 van 19 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (zaaksdossier pagina's 20 t/m 26).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte] :
Op 18 mei 2012 was ik in Amsterdam. Ik heb met [betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 4] ) afgesproken. [betrokkene 5] (het hof begrijpt: [betrokkene 5] ) was er ook bij. Er kwam nog een Marokkaanse jongen bij. Hem ken ik niet. Hij speelde muziek af op zijn Blackberry telefoon. Een zwarte Curve. Ik had de telefoon bij mijn oor om de muziek te luisteren. [betrokkene 4] riep me. Ik liep naar hem toe. De telefoon had ik nog in mijn hand. De jongen die ik niet ken kwam daarna naar mij toe en wilde zijn telefoon terug.
(...)
Zaak B (parketnummer 13-741024-13)
Feit 1 primair
7. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL134G 2013020321-1 van 25 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (zaaksdossier pagina's 41 t/m 43).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Op 25 januari 2013 deed [betrokkene 2] (adres: [a-straat 1] in Amsterdam) aangifte namens zichzelf en de benadeelde [betrokkene 10] en verklaarde het volgende:
Hierbij doe ik aangifte van diefstal uit een woning. Op 25 januari 2013 om 12.40 uur heeft aangever als laatste de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. De buurman van nummer [2] (het hof begrijpt: [a-straat 2] ) ontdekte de inbraak in woning op nummer [1] huis (het hof begrijpt: [a-straat 1] ). De buren zagen dat er twee jongens aan de achterkant van mijn woning in gingen. Iemand heeft via de achterzijde van de woning zich toegang verschaft tot de woning. De daders zijn de woning binnengekomen door middel van een deur en kennelijk door gebruik te maken van een onbekend voorwerp. De weggenomen goederen bevonden zich in de grote slaapkamer in kasten.
Er zijn van aangever vele munten weggenomen van de Nederlandse Antillen, Aruba. Totaal ongeveer 40 verpakkingen waarin meerdere munten zitten.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
8. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL134N 2013020321-30 van 26 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (zaaksdossier pagina's 44 en 45).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Op navolging van mijn vorige aangifte (het hof begrijpt: het proces-verbaal van aangifte met nummer PL134G 2013020321-1 van 25 januari 2013), verklaar ik, [betrokkene 2] , u nu het volgende. Op 25 januari 2013 is er bij mij ingebroken.
Ze hebben bij mij uit de slaapkamer spullen weggenomen. De spullen waren: een muziekdoosje, twee zilverkleurige horloges, een gecamoufleerde tas en 40 verpakkingen met munten. Op de voorzijde van de tas zit een goudkleurig anker-embleem.
9. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL134L 2013020231-6 van 25 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (zaaksdossier pagina's 1 t/m 3).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voorgenoemde verbalisanten:
Op 25 januari 2013 bevonden wij, verbalisanten, ons, met surveillancedienst belast, op de openbare weg te Amsterdam. Aldaar hoorden wij portofonisch dat er zou worden ingebroken in de [a-straat] te Amsterdam. Tevens werd er vermeld dat de daders twee jongens betroffen in het zwart gekleed en dat ze met een breekvoorwerp bezig zouden zijn. Tevens hoorden wij dat de jongens donkere petten zouden dragen, zwarte jassen droegen, spijkerbroeken en zwarte schoenen droegen. Tevens hoorden wij dat een van de jongens lichtgetint zou zijn en de ander een blanke huidskleur. Een van de daders zou grijze vakjes op zijn spijkerbroek hebben. Wij zagen twee jongens lopen. Wij zagen dat deze jongens nagenoeg volledig voldeden aan eerder genoemd signalement. Hierop hebben wij, verbalisanten, beide jongens staande gehouden. De jongen gaf op te zijn:
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] .
Wij, verbalisanten, zagen en hoorden dat beide jongens zwaar ademden alsof zij een lichamelijke inspanning hadden geleverd zoals hardlopen. Wij zagen dat [verdachte] de rits van zijn jas opende en dat er een zwarte pet uit zijn jas op de grond viel.
Tijdens de fouillering vond ik, verbalisant [verbalisant 7] , bij [betrokkene 6] (het hof begrijpt: de medeverdachte) in zijn binnenjas een zaklampje en een paar handschoenen.
Verdachte [betrokkene 6]
- Zeer licht getinte huidskleur, bijna blank
- Zwarte jas
- Donkere broek
- Donkere schoenen
- Bruin petje
Verdachte [verdachte]
- Licht getinte huidskleur
- Zwarte jas
- Zwart petje, vanonder zijn jas.
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , trof op het dak (het hof begrijpt gezien de plattegrond: op het dak van de [b-straat] nummer [1] ) een grote schroevendraaier aan met een rood handvat.
Bij de onderdoorgang tussen de [b-straat] en de Burgermeester van Leeuwenlaan lag een paar verfrommelde zwarte handschoenen.
De rugtas, de schroevendraaier en het paar handschoenen zijn inbeslaggenomen voor onderzoek. Goederen:
- Gereedschap, 1 stuk, schroevendraaier
- Tas, 1 stuk, rugtas met de buit erin
- Handschoen, 2 stuks
De [a-straat] ligt in het verlengde van de [b-straat] . Het is zeer aannemelijk dat de verdachten vanuit de plaats delict zijn weggerend de [b-straat] in en ondertussen daar de buit hebben achtergelaten en de schroevendraaier hebben weggegooid.
Er zal een plattegrond worden bijgevoegd waarop alle details worden weergegeven met betrekking op de inbraak en het aanhouden van de verdachte en het aantreffen van de goederen (bijlage 1).
10. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL13W3 2013020231-15 van 25 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (zaaksdossier pagina's 14 t/m 17).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voorgenoemde verbalisant:
Op 25 januari 2013 was ik belast met de surveillancedienst hondengeleiders. Ik kreeg de opdracht te gaan naar de [a-straat 1] alwaar een woninginbraak heterdaad gepleegd zou worden. Aanrijdend hoorde ik via de mobilofoon dat getuigen zagen dat er twee daders de woning uitvluchten. Hierop heb ik met mij diensthond Diesel de vermoedelijke vluchtroute tussen de woning en de locatie van aanhouding afgezocht. De zoekroute en de genoemde acties zijn met cijfers aangeduid op een als bijlage bijgevoegde print van Google Maps (bijlage 2).
Gekomen bij de [b-straat] perceel [1] zag ik dat Diesel een melding gaf bij een groene rugzak in camouflagekleuren. Ik zag en hoorde namelijk dat Diesel luid begon te blaffen bij de rugzak. Ik zag dat op de rugzak een anker en zilveren rangonderscheidingstekens bevestigd waren. De politiesurveillancehonden zijn geleerd om voorwerpen met verse menselijke lucht te melden door middel van blaffen. Hierop heb ik de tas geopend om de inhoud te controleren. Ik zag dat zich in de tas een verzameling munten in een soort kartonnen houders bevond. Het leek op een verzameling munten.
11. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL134J 2013020321-19 van 25 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 10] en [verbalisant 11] (zaaksdossier pagina's 18 t/m 28).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisanten:
Op 25 januari 2013 kregen wij de melding te gaan naar de [a-straat 1] te Amsterdam waar een melder zag dat twee jongens in een woning aan het inbreken waren. Onmiddellijk zijn wij ter plaatse gegaan. Het viel mij, verbalisant [verbalisant 10] , op dat er diverse voetsporen in de onmiddellijke nabijheid van de woning bevonden. Ik zag dat deze voetsporen te zien waren in de sneeuw. Ik zag dat de voetzoolafdruk een soort zig-zag visgraatmotief lieten zien.
Ik heb gevraagd om de zolen van de binnenkomende verdachten even te bekijken en omschreef de zoolafdruk die ik had gevonden.
Even later belde een collega mij terug met de mededeling dat één van de verdachten in deze zaak inderdaad een dergelijk motief zool onder zijn schoenen had. Ik heb van de gevonden zoolafdrukken foto's genomen en deze bij dit proces-verbaal gevoegd (bijlage 3).
In de kamer op de eerste verdieping is hetzelfde zig-zag visgraatmotief te zien.
12. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL134G 2013020321-29 van 26 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 12] en [verbalisant 6] (zaaksdossier pagina 30).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisanten:
Wij, verbalisanten, onderzochten de inbeslaggenomen tas met inhoud.
Hierin troffen wij de volgende goederen aan:
- 59 mapjes met diverse muntsets van o.a.
Nederlandse Antillen
- 1 muziekdoosje
- 1 zwart sieradendoosje met daarin 2 losse zilverkleurige horlogebandjes en 2 uurwerken (Seiko en Casio).
13. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL134L 2013020321-10 van 26 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 6] (zaaksdossier pagina 107).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisanten:
Object: tas
Aantal: 1
Bijzonderheden: rugtas met de buit erin
Eigenaar: [betrokkene 2] , [a-straat 1] te Amsterdam
14. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2013020321-28 van 25 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] (zaaksdossier pagina's 46 en 47).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
De getuige, [betrokkene 7] , verklaarde het volgende:
Op 25 januari 2013 was ik aan het werk op de [a-straat] kruising Magnushof. Ik zag twee jongens langs rennen. Zij kwamen uit de Magnushof rennen de [a-straat] in. Ik kan ze als volgt omschrijven:
NN1
- Pet Burberry
- Rugzak groenig/bruinig van kleur
NN2
- Zwarte jas
Het was te zien dat de mannen echt haast hadden. De één struikelde bijna en de ander werd bijna aangereden. Het was opvallend hoe ze renden.
15. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL134G 2013020321-13 van 25 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 14] (zaaksdossier pagina's 58 en 59).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
De getuige [betrokkene 8] , adres [a-straat 2] te Amsterdam, verklaarde: Ik zag twee personen in de achtertuin van mijn buren (het hof begrijpt: [a-straat 1] ). Ik zag dat een van die jongens een breekijzer vasthad. Vervolgens zag ik dat een persoon aan de deur trok terwijl de ander met een breekijzer probeerde de deur te forceren. Ik zag een persoon op de bovenste etage van de woning staan. Ik kan de twee jongens als volgt omschrijven:
NN1
- Zwarte jas met capuchon
- Zwarte broek
- In bezit van koevoet (het hof begrijpt: breekijzer)
NN2
- Zwarte jas met capuchon
- Zwarte broek
16. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL134G 2013020321-32 van 27 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (zaaksdossier pagina's 32 en 33).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Ik, verbalisant, heb de schoenen bekeken die onder de verdachte [verdachte] in beslag waren genomen. Ik, verbalisant, zag dat de zool van de onderstaande schoenen:
Schoeisel (schoen), aantal 2, zigzag profielzool eigendom van [verdachte] , sterke gelijkenissen vertoonde met het patroon wat door collega [verbalisant 10] is aangetroffen in de sneeuw rond de woning [a-straat 1] . Ik heb een foto gemaakt van deze schoenzolen ter vergelijking en deze foto is bij dit proces-verbaal gevoegd (bijlage 4)."

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het door de verdediging gedane verzoek een aantal personen als getuige te horen.
3.2.1.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een - tijdig ingediende - appelschriftuur, onder meer inhoudende:
"De verdediging wenst de volgende getuigen ter zitting te doen oproepen:
1. [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1996, wonende te ( [...] ), Amsterdam aan het adres [c-straat 1] ;
2. [betrokkene 5] , geboren op [geboortedatum] 1994, wonende te ( [...] ) Amsterdam aan het adres [d-straat 1] ;
3. [betrokkene 7] , geboren op [geboortedatum] 1966, wonende te ( [...] ) Almere aan het adres [e-straat 1] ;
4. [betrokkene 9] , geboren op [geboortedatum] 1936, wonende te ( [...] ) Amsterdam aan het adres
[a-straat 2] ; en
5. [betrokkene 8] , geboren op [geboortedatum] l938, wonende te ( [...] ) Amsterdam aan het adres
[a-straat 2] .
De verklaringen van de getuigen 1 en 2 zijn door de Rechtbank gebezigd ter zake de bewezenverklaring van feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 13/660451-12 en de verklaringen van de getuigen 3 tot en met 5 zijn door de Rechtbank gebezigd ter zake de bewezenverklaring van feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 13/741024-13.
[verdachte] betwist zich aan deze feiten schuldig te hebben gemaakt en wenst de getuigen te ondervragen ter zake de redenen van wetenschap die tot hun verklaringen hebben geleid."
3.2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2014 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt voor zover hier van belang in:
"Onderzoekswensen:
[verdachte] betwist zich aan de feiten A onder 1 en B onder 1 schuldig te hebben gemaakt en wenst de navolgende getuigen te ondervragen ter zake de redenen ven wetenschap die tot hun verklaringen hebben geleid:
1. [betrokkene 1] (blz 1 e.v.);
2. [betrokkene 5] (blz 5 e.v.);
3. [betrokkene 7] (blz 40 e.v.);
4. [betrokkene 9] (blz 52 e.v.); en
5. [betrokkene 8] (blz 58).
De verklaringen van de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 5] zijn door de Rechtbank gebezigd ter zake de bewezenverklaring van feit A onder 1. Cliënt heeft verklaard dat hij met toestemming van de aangever diens telefoon in zijn bezit had en die telefoon vervolgens weer aan hem teruggegeven. Hij betwist aldus met wederrechtelijke toe-eigening die telefoon te hebben weggenomen en ontkent tevens geweld te hebben gebruikt en/of bedreigingen te hebben geuit, en betwist derhalve de inhoud van die verklaringen.
De verdediging wenst beide getuigen te ondervragen over de gang van zaken, hen te confronteren met tegenstrijdigheden in hun verklaringen, te vragen of zij na het incident en voor het afleggen van hun verklaringen contact met elkaar hebben gehad en, zo ja, waar dat contact uit heeft bestaan, naar de bewoordingen die zij hebben gehoord, en hen te confronteren met de verklaring van cliënt en van [betrokkene 4] .
De getuigen 3 tot en met 5 hebben verklaringen afgelegd die betrekking hebben op feit B onder 1, en de verklaringen van de getuigen 3 en 5 zijn voor het bewijs gebruikt. Ik wens de getuigen onder meer te bevragen over de omstandigheden waaronder zij hebben waargenomen, de afstand tussen hen en de personen waarover zij verklaren, of dat zicht ongestoord was, hoe lang zij die personen hebben kunnen waarnemen, of er één of meer petten zijn gezien, dan wel dat er geen pet c.q. petten zijn gezien, of er "vierkante vale plekken" op de broek zijn geconstateerd, zoals in het p-v van relaas staat vermeld.
Dat is van belang nu cliënt betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit. In algemene zin wenst cliënt ten aanzien van alle getuigen zijn ondervragingsrecht uit te oefenen."
3.2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2014 houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - als beslissing van het Hof in:
"dat het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuigen [betrokkene 1] , [betrokkene 5] , [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en. [betrokkene 8] zal worden afgewezen, nu de verdediging door het niet horen van de getuigen redelijkerwijs niet in zijn belangen is geschaad. Het hof heeft daarbij toepassing gegeven aan het criterium van het verdedigingsbelang. Het hof overweegt het volgende. De verdachte heeft het feit onder A onder 1 en B onder 1 betwist. De raadsman heeft het verzoek te algemeen en ruim gemotiveerd en niet aangegeven op welke punten hij de getuigen zou willen bevragen. Voorts zij opgemerkt dat in eerste aanleg de rechtbank is ingegaan op de verweren. Bovendien ziet het hof ook ambtshalve geen aanleiding om voornoemde getuigen te horen."
3.2.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2014 heeft het Hof het onderzoek ter terechtzitting opnieuw aangevangen omdat de samenstelling van het Hof gewijzigd is en heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt - naast een herhaling van de ter zitting van 4 november 2014 aangevoerde argumenten - voor zover hier van belang in:
"Uw Gerechtshof heeft alle verzoeken afgewezen. U heeft terecht gesteld dat de verzoeken getoetst moeten worden aan het verdedigingscriterium, want die verzoeken zijn bij (tijdig ingediend) appelschriftuur al gedaan.
U heeft vervolgens geoordeeld dat de verdediging door het niet horen van de getuigen redelijkerwijs niet in zijn belangen is geschaad. In het overzichtarrest van 1 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1496) heeft de Hoge Raad overwogen dat dit het geval is "indien de punten waarover de getuige kan verklaren, in redelijkheid niet van belang kunnen zijn voor enige in zijn strafzaak te nemen beslissing dan wel redelijkerwijze moet worden uitgesloten dat die getuige iets over bedoelde punten zou kunnen verklaren".
Nu de Rechtbank de verklaringen van vier van de vijf opgegeven getuigen heeft gebruikt voor het bewijs kan worden vastgesteld dat die getuigen verklaren op punten die van belang zijn voor "enige in zijn strafzaak te nemen beslissing". Daarbij heeft ook de getuige [betrokkene 9] verklaard jongens te hebben zien rennen en heeft een signalement hiervan gegeven, heeft zij naar het laat aanzien waargenomen onder dezelfde omstandigheden als haar man de getuige [betrokkene 8] , zodat ook zij relevant heeft verklaard en kan verklaren.
U heeft uw afwijzing gemotiveerd door te stellen dat de verdediging het verzoek tot het horen van de getuigen "te ruim en algemeen gemotiveerd" heeft. De verdediging heeft echter niet volstaan met de stelling dat cliënt de verklaringen van de getuigen betwist en gebruik wenst te maken van zijn ondervragingsrecht maar daarnaast aangegeven wat het standpunt van cliënt is en over welke specifieke onderwerpen de verdediging die getuigen onder meer wenst te ondervragen.
De verdediging wenst de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 5] te bevragen of zij voorafgaande aan het afleggen van een verklaring bij de politie met elkaar hebben gesproken, hetgeen, als dit het geval is, minst genomen de mogelijkheid van beïnvloeding over en weer met zich brengt, en hetgeen van belang kan zijn bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van hun verklaringen. De verdediging wenst hen te bevragen over de gestelde wederrechtelijkheid van het in het bezit krijgen van de telefoon door cliënt, wenst van hen te horen of zij gezien hebben dat [betrokkene 4] die telefoon van hem heeft afgenomen, wenst hen te bevragen over het vermeende geweld en bedreiging met geweld, welk geweld en welke bewoordingen zijn geuit en op welk moment, en ook of dat geweld en bedreiging met geweld in verband stond met de telefoon.
In zaak B onder 1 is de door de getuigen gegeven signalementen van de personen die zij hebben gezien gebruikt voor het bewijs. De verdediging wenst die getuigen, inclusief de getuige [betrokkene 9] daarover nader te bevragen, wenst hen te vragen naar de omstandigheden waaronder werd waargenomen en wat er meer specifiek is gezien met betrekking tot het signalement van die personen. Indien vast komt te staan dat die omstandigheden waaronder is waargenomen slecht zijn dient dat consequenties te hebben voor de betrouwbaarheid van die verklaringen. Blijken de getuigen de genoemde signalementkenmerken niet goed of niet te hebben gezien, dan kan dat tot consequentie hebben dat die verklaringen niet tot het bewijs kunnen meewerken, en dan valt een belangrijke schakel uit de bewijsketen weg, hetgeen tot vrijspraak zal dienen te leiden. Tevens wenst de verdediging van deze getuigen te horen of er een spijkerbroek met grijze vlakjes is gezien, omdat dat aspect het enige meer specifieke is op grond waarvan cliënt wordt staande gehouden, terwijl in geen van de getuigenverklaringen dat voorkomt. Dat kan consequenties hebben voor de staandehouding en een verzoek tot bewijsuitsluiting ex artikel 359a Sv onderbouwen. Ook dat zijn derhalve allemaal punten die van belang zijn voor "enige in zijn strafzaak te nemen beslissing".
Wat ik hier nu allemaal noem is niet veel anders dan dat ik dat eerder ten tijde van de regiezitting ook al heb gedaan. Dat is (meer dan) voldoende specifiek om die verzoeken mee te onderbouwen.
Uw Gerechtshof heeft daarnaast opgemerkt dat de Rechtbank is ingegaan op de verweren. Gelukkig maar zou ik wil zeggen, maar dat de Rechtbank de verweren van de verdediging gemotiveerd heeft verworpen is geen argument om een verzoek tot het horen van getuigen af te wijzen, nu de Rechtbank die verweren juist heeft gepasseerd op basis van de verklaringen van de getuigen die cliënt betwist en ten aanzien waarvan hij het ondervragingsrecht wenst uit te oefenen.
Kortom, in mijn optiek heb ik voldaan aan een voldoende gemotiveerde onderbouwing van mijn verzoeken tot het horen van die getuigen, zoals dat door de Hoge Raad van mij verlangd wordt.
Primair verzoek ik u de zaak aan te houden zodat de verdediging alsnog in de gelegenheid gesteld wordt om bedoelde getuigen te horen en het ondervragingsrecht ten aanzien van die getuigen uit te oefenen.
(...)
Hetgeen resteert is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de feiten A onder 1 en B onder 1 te komen zodat ik U verzoek cliënt van die feiten vrij te spreken."
3.2.5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2014 houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - in:
"De advocaat-generaal voert het woord in repliek. Hij deelt -zakelijk weergegeven- mede:
Bij de beoordeling van het getuigenverzoek is het noodzakelijkheidscriterium van toepassing. Ik vraag u het getuigenverzoek af te wijzen.
De getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 5] hebben een duidelijke verklaring afgelegd. In de door de raadsman gegeven motivering zie ik de noodzaak tot het horen van de getuigen niet. Ook ten aanzien van het horen van de getuigen [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en [betrokkene 8] zie ik de noodzaak niet. Mocht uw hof het getuigenverzoek toewijzen, dan verzoek ik om ook de verbalisanten te horen.
De raadsman voert het woord in dupliek. Hij voert -zakelijk weergegeven- aan:
Ik ben van mening dat de advocaat-generaal het verkeerde criterium toepast. Het verdedigingsbelang is van toepassing, omdat het getuigenverzoek al bij appelschriftuur is ingekomen.
De voorzitter deelt mede dat het hof voornemens is om de beoordeling van het getuigenverzoek mee te nemen bij de beraadslaging in raadkamer. De raadsman stemt hiermee in."
3.2.6.
De bestreden uitspraak houdt onder het opschrift "Verzoek horen getuigen" het volgende in:
"De raadsman heeft bij pleidooi primair om aanhouding van de behandeling van de zaak verzocht om [betrokkene 1] , [betrokkene 5] , [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en [betrokkene 8] als getuigen te horen in zaak A onder 1 en zaak B onder 1.
(...)
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van de zogeheten 'Regiezitting' op 4 november 2014 is een verzoek van de verdediging genoemde getuigen te horen op grond van het verdedigingsbelang afgewezen.
Bij de behandeling van de zaak op 11 december 2014, waarbij de behandeling van de zaak opnieuw is aangevangen in verband met de gewijzigde samenstelling van het hof, heeft de verdediging het verzoek tot het horen van de getuigen herhaald.
Ingevolge het bepaalde in artikel 322 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, van toepassing in hoger beroep op grond van artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, is het afgewezen verzoek bij de nieuwe aanvang van het onderzoek in stand gebleven, zodat het verzoek thans op grond van het noodzaakscriterium moet worden beoordeeld.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht en acht het horen van de verzochte getuigen niet noodzakelijk.
(...)
Het hof verwerpt derhalve het primaire verzoek van de raadsman."
3.3.
De afwijzing van de verzoeken tot het horen van de in de appelschriftuur genoemde getuigen door het Hof ter terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2014 en in de bestreden uitspraak is, mede gelet op hetgeen aan die verzoeken ten grondslag is gelegd, zonder nadere motivering die ontbreekt, niet begrijpelijk. De Hoge Raad neemt daarbij mede in aanmerking dat het Hof in zijn oordeel heeft betrokken dat "in eerste aanleg de rechtbank is ingegaan op de verweren", maar het Hof in zijn overwegingen niet duidelijk heeft gemaakt op welke verweren het doelt en waarom het door de Rechtbank overwogene van belang is voor de beoordeling van het verzoek.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-660451-12) onder 1 en in zaak B (parketnummer 13-741024-13) onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juli 2017.