Deze bewezenverklaring steunt op onder meer het volgende bewijsmiddel:
"4. Een proces-verbaal van studioverhoor van getuige [betrokkene] op 13 juni 2012, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige - zakelijk weergegeven - (dossierpagina's 49-71):
(pagina 49)
G = getuige
V = verhoorster
(pagina 50)
V: Waar kom jij over praten?
G: Over vervoer.
G: Er is wel wat gebeurd.
(pagina 51)
G: We werden door iemand achtervolgd. Omdat die zag ons ergens.
(pagina 52)
V: Hoe vaak is dat gebeurd, dat je achtervolgd werd door iemand?
G: 1 keer.
V: Met wie was je toen je achtervolgd werd?
G: Die chauffeur. Die heette [verdachte] .
V: En waar waren jullie dan? Waar was je met [verdachte] ?
G: In een soort bos.
G: Ik woon in [plaats] .
G: Hij zette mij als laatste af elke keer.
V: Waar haalt hij jou dan op?
G: Ik werk in Eindhoven.
V: Dus je werkt in Eindhoven en dan brengt hij jou naar [plaats] ?
G: Ja.
V: Maar je zegt, jullie waren in het bos.
G: Ja toen sloeg die een soort bospaadje in.
(pagina 53)
V: En toen is hij het bospad ingeslagen en toen?
G: Toen was zeg maar iets gebeurd.
V: Nou, probeer maar gewoon te vertellen wat er dan gebeurd is.
G: Toen zei die allemaal lieve woordjes tegen mij.
V: En toen?
G: Ja, toen deed hij mij vasthouden zo. En legde de hand op mijn knie.
G: Toen kwam een auto aanrijden.
G: Toen buschauffeur mij later naar huis bracht...
G: En toen diezelfde avond toen stond de politie aan de deur.
G: De eerste keer toen we elkaar zagen was meteen, ja gelijk een klik.
(pagina 54)
V: Ik wil nog wat vragen over dat bospaadje. Als hij jouw been aanraakt, waar ben je dan? Ben je dan in de auto of buiten de auto of achter de auto of nog iets anders?
G: Soms in de auto. Ook soms buiten de auto.
V: Maar die keer toen die meneer kwam, die jullie achtervolgd heeft? Dat hij jou aan had geraakt op jouw been. Was je toen in de auto of buiten de auto toen hij jou aanraakte op jouw been?
G: In.
V: En waar was jij dan in de auto?
G: Ik zat naast hem.
V: Waarmee raakt hij jouw been aan?
G: Gewoon met z'n hand.
V: Kun je dat eens aanwijzen op jouw been, hoe hij jou dan aanraakte?
G: (draait op haar stoel naar rechts en legt haar rechterhand op haar rechterbovenbeen) Zo.
(pagina 55)
V: Zo raakte hij jou aan. Met de hand?
G: Ja.
V: En heb je toen ook nog wat gedaan toen hij zo aan jouw been zat?
G: Zijn hand vastgehouden.
V: Zei hij toen nog iets tegen jou?
G: Ja, allemaal lieve woordjes.
V: Wat zei hij dan tegen jou?
G: Ja, gewoon, je hebt zo'n mooie blauwe ogen en zo.
G: Mooie lach.
(pagina 56)
V: Je zei dat hij aan je been aanraakte he? En dat hij je ook vast had gehouden. En hoe had hij jou dan vastgehouden?
G: Ja, een omhelzing of een knuffel.
V: Die keer toen die meneer kwam met die auto. Toen had hij een omhelzing of een knuffel, zei je he? En hoe doet hij dat dan, dat omhelzen bij jou?
G: Ja, gewoon omhelzen.
V: Wat doet hij met zijn handen als hij jou omhelst?
G: Om mijn middel.
V: En als hij jou omhelst, waar zijn jullie dan?
G: In dat bos.
V: Ben je dan in je auto of ben je dan buiten de auto?
G: Buiten.
V: En als hij dan jou bij jouw middel vasthoudt, waar staat hij dan precies?
G: Gewoon op een bospaadje.
V: En staat hij dan voor jou of achter jou of naast jou of nog anders?
G: Voor.
(pagina 56-57)
V: Voor jou, oke. En dan doet hij de handen om de middel van jou. En hoe dicht ben je dan bij hem als hij de handen om de middel van jou geeft?
G: Heel dicht.
V: En waar zijn jouw handen als hij zo met de handen om jouw middel is?
G: Om zijn nek.
V: Om zijn nek. En dan, wat gebeurt er dan als jullie zo staan?
A: Gewoon knuffelen.
V: En wat doet hij dan, wat doet hij voor knuffelen bij jou?
G: Dan geeft ie mij kusjes.
V: En waar geeft hij jou dan kusjes?
G: Op mijn, ja, mijn mond en soms ook in mijn nek.
V: Op je mond en soms ook in je nek. En wat voor een soort kussen zijn dat op je mond [betrokkene] ?
G: Eerst begonnen met gewoon de mond kussen en langzamerhand met de tong.
V: En als je dan zegt met de tong, wat bedoel je dan precies?
(pagina 58)
G: Tongzoen.
V: Wat gebeurt er dan met de tong van hem?
G: Die draait om mijn tong heen.
V: Die draait om jouw tong heen. Oke. En wat doe jij dan als hij met de tong om jouw tong heen draait?
G: Dan deed ik mee.
V: Dan deed jij mee. Oke. En je zei: eerst was er wat anders he. Later kwam pas dat tongzoenen. Hoe was dat dan begonnen?
G: Gewoon een kus.
V: En die gewone kusjes. Waar kreeg je die, die gewone kusjes?
G: Op mijn mond.
V: En wie zijn idee was dat om te kussen samen?
G: Het gewone kussen was zijn idee. En dat met de tong, alle twee de idee.
(pagina 59)
V: En dan hebben jullie dat gedaan, dat knuffelen en zoenen. Wat gebeurt er daarna?
G: Dan brengt hij mij naar huis.
V: En waar was dat dan, dat tongzoenen en dat knuffelen, waar was dat dan gebeurd?
G: In dat bos.
V: En hoe vaak heeft [verdachte] dat gedaan bij jou? Dat knuffelen en dat zoenen? Hoe vaak heeft hij dat gedaan?
G: Meer dan 1 keer.
(pagina 62)
V: Je zegt: ik ben om vier uur klaar met werk. Hoe laat ben je dan thuis dan in [plaats] ?
G: Volgens mij is dat verschillend en toen had op de groep de leiding het door dat ik steeds later thuis kwam.
V: Want hoe kwam dat dan dat je steeds later thuis kwam?
G: Ja, omdat wij dat fijn vonden om nog tijd met z'n tweeën.
V: Dus jullie vonden het nog fijn om samen te zijn. Wat deden jullie dan samen?
G: Ja, om nog in dat bos te zijn zeg maar.
V: Oke. En ben je nog wel eens op een andere plek geweest als in het bos?
G: Ja, we zochten af en toe plekjes waar niemand voorbij komt.
V: En wiens idee was dat dan om plekjes te zoeken waar niemand voorbij komt?
G: Ja, zijn idee.
(pagina 63)
V: Waarom zouden jullie het niet zeggen?
G: Want we waren bang dat ze boos werden of zo.
V: Wie zouden dan boos worden?
G: Ja, mijn ouders en bij [verdachte] zijn vrouw.
V: Oke. Want waarom zouden die dan boos worden?
G: Ja, omdat zij vinden dat dat niet kan.
V: En wat kan dan niet, [betrokkene] ?
G: Ja, dat knuffelen en zo.
(pagina 65)
V: Had je nog wel eens contact met [verdachte] als je niet bij hem in het vervoer was? Had je dan nog wel eens contact met hem?
G: Ja.
V: Oke. En hoe had je dan contact met hem?
G: Bellen of sms.
(pagina 67)
V: Je hebt me verteld dat je een appartement hebt in [plaats] .
V: Krijg je wel eens bezoek in je appartement?
G: Ja.
V: En wie krijg je dan wel eens op bezoek?
G: [verdachte] was nog wel langs geweest op de koffie en zo.
(pagina 68)
G: Mijn appartement laten zien.
G: Had hij nog niet gezien.
V: En toen [verdachte] bij jou kwam in het appartement. Had je toen al eens geknuffeld en gezoend?
G: Ja.
V: En hadden jullie toen ook nog geknuffeld of gezoend in jouw appartement?
G: Een beetje.
V: Vertel eens hoe dat gegaan dan is in jouw appartement? Een beetje knuffelen en een beetje zoenen?
G: Nou. hetzelfde zeg maar toen wij op dat bospaadje.
V: Oke. En waar hadden jullie dat toen gedaan in jouw appartement?
G: Huiskamer.
V: En toen jullie dat zo deden dat beetje knuffelen en een beetje zoenen. Stonden jullie toen in de huiskamer of zaten jullie in de huiskamer of lagen jullie in de huiskamer of anders?
G: Zitten en staan.
V: En toen jullie zaten, waar zaten jullie dan op?
(pagina 69)
G: Op de bank.
V: Oke. En hoe ging dat knuffelen dan op de bank?
G: Ja, ook weer hetzelfde als in dat bospad.
V: En hoe ver zaten jullie dan bij elkaar vandaan op de bank?
G: Eerst was nog ruimte tussen ons.
G: En toen niet meer.
V: Hoe kwam dat dan dat die ruimte niet meer was?
G: Toen zei hij van waarom ga je zo ver weg zitten.
V: En toen?
G: Toen ging ik naast hem zitten.
V: En toen gingen jullie een beetje knuffelen en een beetje zoenen zeg je?
G: (knikt)
(pagina 71)
V: En je hebt verteld dat hij jou gekust heeft op de mond en dat jullie ook met de tong deden en dat hij jou gekust heeft in je nek. Heeft hij wel eens op andere plaatsen gekust?
G: Op mijn arm."