De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 16 oktober 2015 (parketnummer 21 -006220-14) ter zake van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, veroordeeld tot straf.
Verweer raadsman
De raadsman heeft ter zitting van het hof bepleit dat niet bewezen kan worden dat de hennepkwekerij al langer bestond en er aldus eerdere oogsten zijn geweest. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat begin november 2013 een meteropnemer van Enexis langs is geweest om de meterstand op te nemen. Indien de hennepkwekerij op dat moment al in werking was geweest, dan had de meteropnemer - aldus de raadsman - moeten zien dat er met de meter was geknoeid.
Oordeel hof
Het hof verwerpt dit verweer. Uit het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 januari 2014 blijkt dat er door een monteur van Enexis tijdens het onderzoek aan de meterkast is geconstateerd dat de elektrische installatie in de meterkast was voorzien van loden zegels, waaraan niet direct te zien was dat er sprake was van fraude aan de meter. Nu de taak van een meteropnemer slechts is het opnemen van de meterstand en een meteropnemer verder geen onderzoek doet naar de meter zelf, acht het hof het zeer waarschijnlijk dat het de meteropnemer niet is opgevallen dat er met de meter was geknoeid.
Gezien het vele afval dat is aangetroffen zoals onder andere vier lege vaten voedingsstoffen en een groot aantal oude assimilatielampen gaat het hof uit van vier eerdere oogsten.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen en andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan, financieel voordeel heeft genoten.
Veroordeelde heeft tijdens haar verhoor op 6 december 2013 tegenover de politie verklaard dat zij als vergoeding voor het ter beschikkingstellen van de op haar erf gevestigde schuur, waarin de kwekerij is aangetroffen, 1/3 deel van de opbrengst van de kwekerij zou ontvangen.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof dat het totale voordeel dat met de onderhavige kwekerij is behaald moet worden geschat op een bedrag van € 183.837,33 (honderddrieëntachtigduizend achthonderdzevenendertig euro en drieëndertig eurocent). Het hof komt als volgt tot deze schatting:
Bruto opbrengst vier oogsten:
626 planten x 25,1 gr. = 15.712,60 gr. x € 3.280,- per kg x 4 oogsten € 206.149,31
Kosten vier oogsten:
- afschrijvingskosten € 400,- x 4 oogsten € 1.600,00
- inkoop € 2,85 per plant x 626 planten x 4 oogsten € 7.136,40
- variabele kosten € 3,33 per plant x 626 planten x 4 oogsten € 8.338,32
- elektriciteitskosten € 5.237,26
Totaal kosten € 22.311,98
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 183.837,33
Er vanuit gaande dat 1/3 deel van het behaalde voordeel aan veroordeelde toekwam stelt het hof door haar behaalde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van 1/3 deel van de totale opbrengst van een bedrag van € 183.837,33 , te weten € 61.279.11.
De verplichting tot betaling aan de Staat
Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op voornoemd bedrag."