Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het derde middel
3.Slotsom
4.Beslissing
4 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het bedreigen van een parkeercontroleur, [betrokkene 1], op 25 mei 2013 in Waalwijk. De verdachte zou tijdens een confrontatie met de parkeercontroleur dreigende woorden hebben geuit en een gebaar hebben gemaakt dat leek op het vasthouden van een vuurwapen. Het Hof had het verzoek van de verdediging om getuigen, waaronder de aangeefster en een collega van haar, te horen afgewezen, omdat het Hof geen reden had om te twijfelen aan de verklaring van de aangeefster, die steun vond in andere bewijsmiddelen.
De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was. Het Hof had vastgesteld dat de collega van de aangeefster de fysieke en verbale bedreigingen niet had gezien of gehoord, en dat de verklaring van de verdachte slechts inhield dat hij boos was en de aangeefster had uitgescholden. De Hoge Raad concludeerde dat het steunbewijs dat het Hof in aanmerking had genomen, geen betrekking had op de door de verdachte betwiste onderdelen van de verklaring van de aangeefster. Daarom vernietigde de Hoge Raad het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van getuigenverklaringen en de noodzaak om de verdediging de mogelijkheid te bieden om getuigen te horen die relevant zijn voor de waarheidsvinding.