Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
31 januari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was bij verstek veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam voor 'wederspannigheid' en 'bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen'. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep omdat er geen schriftelijke of mondelinge bezwaren waren ingediend tegen het vonnis. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep was de raadsvrouw van de verdachte, mr. S. Raza, niet verschenen. Haar secretaresse had telefonisch aan de griffier doorgegeven dat de datum van de zitting verkeerd was genoteerd en verzocht om aanhouding van de zaak. Het Hof verleende echter verstek tegen de verdachte en ging door met de behandeling van de zaak zonder het verzoek tot aanhouding te honoreren. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten motiveren waarom het verzoek tot aanhouding was afgewezen, gezien het belang van het recht op verdediging van de verdachte. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.