ECLI:NL:HR:2017:1179

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
16/06290
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van erfgenamen tegen uitspraak Gerechtshof inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erfgenamen van [X] tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die zijn opgelegd aan de erflater over de jaren 2005, 2006 en 2007. De erfgenamen hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof, dat op 18 november 2016 uitspraak deed in de zaak met nummer 15/00751. De Inspecteur had ook incidenteel hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die betrekking hadden op de aan erflater opgelegde aanslagen en de beschikkingen heffingsrente.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de erfgenamen beoordeeld. De klachten die door de erfgenamen zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof in stand laat.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 30 juni 2017 openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president en de raadsheren de uitspraak hebben gedaan.

Uitspraak

30 juni 2017
Nr. 16/06290
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erfgenamen van [X], gewoond hebbende te
[Z], (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 18 november 2016, nr. 15/00751, op het hoger beroep van belanghebbenden en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 14/4119, 14/4120 en 14/4122) betreffende de aan erflater over de jaren 2005, 2006 en 2007 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2017.