In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 september 2016, nr. 15/00593. Dit hoger beroep was ingesteld door de Inspecteur en betrof een informatiebeschikking die was gegeven ten aanzien van de erflater, waarvan de erfgenamen, hierna aangeduid als belanghebbenden, in cassatie zijn gekomen. De Rechtbank Noord-Nederland had eerder in deze zaak geoordeeld onder nr. LEE 13/3146.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de cassatieprocedure, vastgesteld op € 990 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het arrest is openbaar uitgesproken op 30 juni 2017, waarbij ook een griffierecht van € 503 is geheven van de Staatssecretaris.