Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep en heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
"De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. Daartoe heeft zij - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de verdachte blijkens het dossier op de dag van zijn aanhouding door de politie in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde, met een dubbele tong sprak en rooddoorlopen ogen had en dat in het licht daarvan de akte uitreiking die zich in het dossier bevindt niet kan worden gezien als een geldige uitreiking van de dagvaarding aan de verdachte. Derhalve kan de verdachte niet geacht worden op de hoogte te zijn geweest van de datum van de zitting in eerste aanleg en heeft hij, nadat hij van de uitspraak op de hoogte is geraakt, tijdig hoger beroep in gesteld.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 16 augustus 2010 om 15:53 uur is aangehouden. Enkele uren later, om 18:20 uur, is de verdachte verhoord op het politiebureau. Uit het proces-verbaal van dat verhoor komt naar voren dat de verdachte weliswaar een wat obstinate houding vertoonde, maar geenszins blijkt daaruit dat hij in een zodanige staat verkeerde dat hij niet besefte wat hij deed. Het proces-verbaal laat naar het oordeel van het hof juist zien dat de verdachte voldoende inzicht had in de hem gestelde vragen, dat hij deze vragen begreep en ook adequaat antwoorden kon geven. Hij heeft het proces-verbaal van verhoor bovendien ondertekend.
Op 16 augustus 2010 om 19:30, weer een uur later derhalve, heeft de rechercheur [verbalisant] geprobeerd een dagvaarding (c.q. de gerechtelijke brief en bijbehorend mededelingenformulier van de officier van justitie) aan de verdachte uit te reiken. Blijkens de handgeschreven opmerking van de verbalisant op de akte van uitreiking weigerde de verdachte deze akte te ondertekenen en in ontvangst te nemen, maar is de tekst wel aan de verdachte medegedeeld. De datum (27 oktober 2010) en het tijdstip (13.30 uur) van de zitting en de inhoud van de tenlastelegging maken deel uit van de dagvaarding.
Dat de verdachte in een zodanige staat van dronkenschap verkeerde dat hij de strekking van de aan hem gedane mededeling met betrekking tot de datum en het tijdstip van de zitting in eerste aanleg en de inhoud van de tenlastelegging niet kon begrijpen, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk geworden. Op grond van het voorgaande moet daarentegen ervan uit worden gegaan dat de verdachte op 16 augustus 2010 bekend is geworden met de dag en het tijdstip van de terechtzitting in eerste aanleg. De verdachte had derhalve volgens de wet hoger beroep dienen in te stellen binnen veertien dagen na de op 27 oktober 2010 in eerste aanleg gegeven einduitspraak. Nu het hoger beroep eerst na het verstrijken van die termijn is ingesteld op 31 juli 2015, dient de verdachte daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard."