ECLI:NL:HR:2017:1147

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
16/02965
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van gemeente voor verlies van woonwagen na ontruiming en afvoer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de aansprakelijkheid van de Gemeente Venlo voor het verlies van een woonwagen na ontruiming en afvoer. De eiser, vertegenwoordigd door mr. C.S.G. Janssens en mr. P.E.A. Chao, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest was eerder op 1 maart 2016 gewezen en had betrekking op een geschil dat begon met een incident in de kantonrechter in de rechtbank Limburg op 17 juli 2013. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het arrest van het hof, die aan de uitspraak zijn gehecht.

De Gemeente Venlo, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heering, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte eveneens tot verwerping. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 2.678,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

23 juni 2017
Eerste Kamer
16/02965
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. C.S.G. Janssens,
t e g e n
de GEMEENTE VENLO,
zetelende te Venlo,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in het incident in de zaak 363077/CV EXPL 13-255 van de kantonrechter in de rechtbank Limburg van 17 juli 2013;
b. de vonnissen in de zaak C/04/124376/HA ZA 13-219 van de rechtbank Limburg van 27 november 2013 en 13 augustus 2014;
c. het arrest in de zaak HD 200.160.344/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 maart 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiser] mede door mr. P.E.A. Chao.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 26 april 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 2.678,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 juni 2017.