Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelende te Venlo,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
23 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de aansprakelijkheid van de Gemeente Venlo voor het verlies van een woonwagen na ontruiming en afvoer. De eiser, vertegenwoordigd door mr. C.S.G. Janssens en mr. P.E.A. Chao, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest was eerder op 1 maart 2016 gewezen en had betrekking op een geschil dat begon met een incident in de kantonrechter in de rechtbank Limburg op 17 juli 2013. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het arrest van het hof, die aan de uitspraak zijn gehecht.
De Gemeente Venlo, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heering, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte eveneens tot verwerping. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 2.678,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.