Uitspraak
gevestigd te Tirana, Albanië,
gevestigd te Rome, Italië,
gevestigd te Milaan, Italië,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
23 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Albaniabeg Ambient Sh.P.K. (hierna: ABA) tegen Enel S.P.A. en Enelpower S.P.A. (hierna: Enel c.s.). De zaak betreft een kort geding tot opheffing van conservatoire beslagen die waren gelegd op basis van een Albanees vonnis, waarover een bodemprocedure aanhangig was op grond van artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gebogen over de voorwaarden die gesteld kunnen worden aan een bankgarantie en de vraag of er een verplichting bestaat tot het stellen van een contragarantie. Tevens werd de aansluiting bij het stelsel van de Brussel I-Verordening besproken.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van ABA dan ook verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Enel c.s. zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijkheid biedt over de voorwaarden voor het stellen van bankgaranties in het kader van conservatoire beslagen en de rol van de Brussel I-Verordening in dergelijke zaken.