ECLI:NL:HR:2017:1134

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
16/05944
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake informatiebeschikking voor de jaren 2007 tot en met 2011

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2017 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van Stichting [X] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof van 25 oktober 2016, waarin het hoger beroep van de belanghebbende werd behandeld. De zaak betreft een informatiebeschikking die aan de belanghebbende was gegeven voor de jaren 2007 tot en met 2011.

De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Uit de aantekeningen van de griffier van het Hof bleek dat een afschrift van de uitspraak op 25 oktober 2016 aan de partijen was verzonden. Het beroepschrift in cassatie was echter pas op 8 december 2016 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, wat betekent dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De termijn eindigde op 6 december 2016.

De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post was bezorgd, maar de door belanghebbende aangevoerde argumenten waren niet overtuigend. De Hoge Raad concludeerde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat niet was aangetoond dat de termijn was nageleefd. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

23 juni 2017
Nr. 16/05944
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 25 oktober 2016, nr. 15/01455 op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 14/8043) betreffende een ten aanzien van belanghebbende voor de jaren 2007 tot en met 2011 gegeven informatiebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van het Hof op de uitspraak van het Hof gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 25 oktober 2016.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 8 december 2016 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 6 december 2016.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 8 februari 2017 in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd, dan wel mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Met hetgeen belanghebbende in haar brief van 2 maart 2017 aanvoert, is niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Het aangevoerde vormt voorts geen grond voor het oordeel dat de uitspraak van het Hof op een latere datum dan 25 oktober 2016 is verzonden of dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2017.