In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de winstbelasting van belanghebbende, [X] Limited, voor het jaar 2007. De belanghebbende had aangifte gedaan met een belastbare winst van AWG 33.172, maar de Inspecteur stelde de belastbare winst vast op AWG 100.000 zonder enige motivering voor deze afwijking. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de aanslag, maar de Inspecteur deed te laat uitspraak op het bezwaar. Uiteindelijk werd de aanslag door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba ongegrond verklaard.
De Hoge Raad beoordeelde de klachten van de belanghebbende, die aanvoerde dat de aanslag als ambtshalve vastgesteld moest worden beschouwd omdat de Inspecteur ongemotiveerd van de aangifte was afgeweken. De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur, ondanks de ongemotiveerde afwijking, niet de wettelijke grondslag voor de aanslag had geschonden. De Hoge Raad stelde vast dat de aanslag was opgelegd na de aangifte en dat de Inspecteur niet verplicht was om de aanslag te vernietigen, zelfs niet bij een ongemotiveerde afwijking van de aangifte. De klachten van de belanghebbende werden verworpen, en de Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.
De uitspraak benadrukt dat een ongemotiveerde afwijking van de aangifte niet automatisch leidt tot de conclusie dat de aanslag ambtshalve is vastgesteld, en dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag de vrijheid heeft om van de aangifte af te wijken, mits dit binnen de wettelijke kaders gebeurt. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.