ECLI:NL:HR:2017:1099

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juni 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
16/04899
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2017 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De Rechtbank had op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzet tegen naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013. De belanghebbende had in zijn beroepschrift in cassatie een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en deze is door de belanghebbende ondertekend en geretourneerd. Echter, de griffier heeft op 7 november 2016 meegedeeld dat het beroep op betalingsonmacht werd afgewezen omdat niet aan de geldende criteria was voldaan.

Vervolgens heeft de griffier de belanghebbende op 16 januari 2017 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Aangezien het griffierecht niet tijdig is betaald, heeft de griffier de belanghebbende op 14 februari 2017 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de betaling niet tijdig had plaatsgevonden. De argumenten die de belanghebbende aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat de belanghebbende niet in verzuim was.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 16 juni 2017.

Uitspraak

16 juni 2017
Nr. 16/04899
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 30 augustus 2016, nrs. AWB 15/5553, AWB 15/5554 en AWB 15/5555, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift in cassatie, ter zake van betaling van het griffierecht, een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Na daartoe door de griffier van de Hoge Raad in de gelegenheid te zijn gesteld heeft belanghebbende de gevraagde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen volledig ingevuld en ondertekend aan de Hoge Raad geretourneerd. Naar aanleiding van de door belanghebbende verstrekte gegevens heeft de griffier belanghebbende bij brief van 7 november 2016 meegedeeld dat zijn beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen omdat niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 januari 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet betaald.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 14 februari 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn hiervoor genoemde verklaring en in zijn brieven van 6 maart 2017 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2017.