Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
13 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, specifiek in het kader van bedrijfsmatige hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1965, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof van 5 oktober 2015. De advocaat van de betrokkene, J.J.J. van Rijsbergen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn opgenomen in de aan het arrest gehechte schriftuur.
De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof in strijd met artikel 359, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering heeft verzuimd om de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het door de verdediging naar voren gebrachte standpunt. Dit standpunt betrof de pondspondsgewijze verdeling van de winst uit de hennepkwekerij tussen de betrokkene en een medeverdachte, aangeduid als [A].
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel terecht is voorgesteld en heeft de bestreden uitspraak vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling op het bestaande hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van een gemotiveerde weerlegging van door de verdediging ingebrachte standpunten in strafzaken.