Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de oplegging van TBS met dwangverpleging aan de verdachte, die in 1975 is geboren. De verdachte was eerder vrijgesproken in een andere zaak, en de vraag was of deze eerdere vrijspraak ten onrechte was betrokken bij de beslissing over de TBS. Daarnaast werd beoordeeld of er voldoende bewijs was dat de verdachte tijdens het begaan van de feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De advocaat van de verdachte, J. van Beest, heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.