In deze zaak gaat het om een beklag tegen de inbeslagneming van documenten in de woning van de klager, die ondernemer is. De inbeslagneming vond plaats in het kader van een Duits rechtshulpverzoek. De klager heeft aangevoerd dat er geheimhouderstukken zijn in beslag genomen, waaronder documenten afkomstig van een notaris. De Rechtbank Overijssel heeft in een eerdere beschikking geoordeeld dat de klager geen geheimhouder is en dat hij zich niet kan beroepen op een verschoningsrecht. De klager heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat niet is gebleken van geheimhouderstukken. De klager heeft onvoldoende onderbouwd dat de in beslag genomen stukken daadwerkelijk geheimhouderstukken zijn. De Hoge Raad heeft ook de argumenten van de klager met betrekking tot de inbeslagneming van een foto van een brief van een Duitse advocaat verworpen. De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vernietiging van deze foto, omdat er geen bewijs was dat deze foto onderdeel uitmaakte van de inbeslaggenomen voorwerpen.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd en het beroep in cassatie verworpen. De beslissing van de Rechtbank Overijssel is daarmee bevestigd. De zaak benadrukt het belang van het verschoningsrecht en de voorwaarden waaronder geheimhouderstukken in beslag kunnen worden genomen, evenals de noodzaak van voldoende bewijs om een beroep op dit recht te onderbouwen.