ECLI:NL:HR:2017:1070

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
16/02321
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag en beslag in het kader van Duits rechtshulpverzoek met betrekking tot geheimhouderstukken

In deze zaak gaat het om een beklag tegen de inbeslagneming van documenten in de woning van de klager, die ondernemer is. De inbeslagneming vond plaats in het kader van een Duits rechtshulpverzoek. De klager heeft aangevoerd dat er geheimhouderstukken zijn in beslag genomen, waaronder documenten afkomstig van een notaris. De Rechtbank Overijssel heeft in een eerdere beschikking geoordeeld dat de klager geen geheimhouder is en dat hij zich niet kan beroepen op een verschoningsrecht. De klager heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat niet is gebleken van geheimhouderstukken. De klager heeft onvoldoende onderbouwd dat de in beslag genomen stukken daadwerkelijk geheimhouderstukken zijn. De Hoge Raad heeft ook de argumenten van de klager met betrekking tot de inbeslagneming van een foto van een brief van een Duitse advocaat verworpen. De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vernietiging van deze foto, omdat er geen bewijs was dat deze foto onderdeel uitmaakte van de inbeslaggenomen voorwerpen.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd en het beroep in cassatie verworpen. De beslissing van de Rechtbank Overijssel is daarmee bevestigd. De zaak benadrukt het belang van het verschoningsrecht en de voorwaarden waaronder geheimhouderstukken in beslag kunnen worden genomen, evenals de noodzaak van voldoende bewijs om een beroep op dit recht te onderbouwen.

Uitspraak

13 juni 2017
Strafkamer
nr. S 16/02321 B
ABO/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 6 april 2016, nummer RK 16/96, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat "niet is gebleken van geheimhouderstukken".
2.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 23 maart 2016 heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar, voor zover hier van belang, het volgende aangevoerd:
"De criteria voor het leggen van beslag zijn anders dan bij een verlofprocedure. Bij de doorzoeking zijn onder meer geheimhouderstukken in beslag genomen. Het gaat om registermappen die, zoals u kunt zien, werden ingebonden bij de notaris. Je kunt dus zo zien dat het notarisstukken zijn. Er zit ook een geldleningsovereenkomst in. Ik kan niet uitsluiten dat dit stuk na de inbeslagname in de notarismap is terechtgekomen. Maar die geldleningsovereenkomst heeft niets van doen met de zaak in Duitsland en kan daar niet bijdragen aan de waarheidsvinding. Verder worden in het proces-verbaal van doorzoeking twee ordners genoemd met geheimhouderstukken. Die zijn weg en zijn in het ongerede geraakt, deze moeten boven water komen. (...) Mijn conclusie is, dat de hele inbeslagname disproportioneel is. Ik concludeer primair dat de doorzoeking onrechtmatig moet worden verklaard want disproportioneel, subsidiair vraag ik u retournering aan klager van alle in beslag genomen stukken."
2.2.2.
De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking dienaangaande het volgende overwogen en beslist:
"Wat betreft het verweer van de verdediging dat de inbeslagneming van geheimhouderstukken onrechtmatig is, oordeelt de rechtbank dat niet is gebleken van geheimhouderstukken. Geheimhouderstukken zijn stukken van een geheimhouder. De inbeslagneming van voornoemde stukken heeft plaatsgevonden in de woning van klager die volgens de wet geen geheimhouder is en evenmin aanspraak kan maken op een van een eventuele geheimhouder afgeleid verschoningsrecht, nog daargelaten dat klager zich daarop ook niet heeft beroepen. Het feit dat stukken afkomstig zijn van een notaris of dat ordners het opschrift ꞌgeheimhouderstukkenꞌ dragen, betekent niet dat het dan gaat om geheimhouderstukken, te meer niet nu een nadere onderbouwing voor die stelling ontbreekt. De rechtbank verwerpt het verweer."
2.3.
In het onderhavige geval, waarin een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning van de klager, heeft de klager aangevoerd dat stukken afkomstig van de notaris en ordners met geheimhouderstukken in beslag zijn genomen. De Rechtbank heeft het aldus aangevoerde kennelijk ontoereikend geacht voor de gevolgtrekking dat het een verschoningsgerechtigde is die zich met betrekking tot die stukken op zijn verschoningsrecht beroept. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel richt zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn beklag, "voor zover het beklag betrekking heeft op een tijdens de doorzoeking gemaakte foto".
3.2.1.
Het klaagschrift houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Uit het proces-verbaal van doorzoeking van 19 februari 2015 wordt verder duidelijk dat tijdens de doorzoeking een foto is gemaakt van een aan [A] BV geadresseerde brief, afkomstig van een Duitse advocaat. De reden voor het maken van die foto is, zo is te lezen in het proces-verbaal van doorzoeking, om klager "in zijn toekomstige verhoor bij de Belastingdienst/FIOD met de aanwezigheid van die brief in zijn huis te confronteren".
Klager stelt zich op het standpunt dat in het kader van die hier aan de orde zijnde doorzoeking ter inbeslagneming, geen bevoegdheid kan worden ontleend om van enig stuk een foto te maken. De op onrechtmatige grondslag genomen foto dient dan ook te worden vernietigd. Bovendien behelst het stuk waarvan de foto is genomen, een geheimhouderstuk en ook om die reden is de gemaakte foto onrechtmatig en dient deze te worden vernietigd."
3.2.2.
De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek strekkende tot vernietiging van een foto en daaromtrent het volgende overwogen:
"Wat betreft de (...) foto heeft de raadsvrouw gesteld dat het maken van een foto van nota bene een geheimhouderstuk onrechtmatig is nu in het kader van de doorzoeking geen bevoegdheid bestond om een foto te maken, laat staan een foto van een geheimhouderstuk. Om die reden is de gemaakte foto onrechtmatig en dient die foto te worden vernietigd.
(...)
Voor zover het beklag zich richt op een volgens klager tijdens de doorzoeking gemaakte foto van een brief, overweegt de rechtbank dat uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van de rechter-commissaris noch uit de beslaglijst blijkt dat een dergelijke foto onderdeel uitmaakt van de inbeslaggenomen voorwerpen. Het verweer mist om die reden feitelijke grondslag."
3.3.
Gelet op de wetsgeschiedenis bij art. 125i Sv en in aanmerking genomen dat uit art. 552o, eerste lid onder a, Sv volgt dat ter voldoening aan een verzoek om rechtshulp gebruik mag worden gemaakt van de bevoegdheid tot doorzoeking van plaatsen ter inbeslagneming, moet worden aangenomen dat de in laatstgenoemd artikel geregelde bevoegdheid tot doorzoeking ter inbeslagneming impliceert dat ter uitvoering van een rechtshulpverzoek eveneens gebruik mag worden gemaakt van de in art. 125i Sv bedoelde bevoegdheid tot doorzoeking ter vastlegging van gegevens (vgl. HR 22 december 2015,
ECLI:NL:HR:2015:3704, NJ 2016/73). Bij de vastlegging van gegevens moet, nu art. 125i Sv het bepaalde in art. 98 Sv van overeenkomstige toepassing verklaart, het verschoningsrecht worden gerespecteerd (vgl. HR 8 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2537, NJ 2017/43).
3.4.
In het onderhavige geval heeft de klager verzocht om vernietiging van een foto van een brief, zijnde een geheimhouderstuk. Hiertoe heeft de klager aangevoerd dat in zijn woning een brief van een (Duitse) advocaat is gefotografeerd. De Rechtbank heeft kennelijk het aldus aangevoerde ontoereikend geacht voor de gevolgtrekking dat het een verschoningsgerechtigde is die zich met betrekking tot die brief op zijn verschoningsrecht beroept. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk.
3.5.
Het middel faalt.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 juni 2017.