ECLI:NL:HR:2017:1068

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2017
Publicatiedatum
9 juni 2017
Zaaknummer
16/02774
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging in hoger beroep en tijdstip vordering tot voeging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eisers, bestaande uit drie personen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest betrof een incident tot voeging in hoger beroep, waarbij de Hoge Raad verwijst naar de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met name artikel 217 en 218. De eisers werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. K. Aantjes, terwijl de verweerders, waaronder een curator in faillissement, niet verschenen waren.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de tijdige indiening van een vordering tot voeging en de voorwaarden waaronder een dergelijke vordering kan worden ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

9 juni 2017
Eerste Kamer
16/02774
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
allen wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2], zowel in hoedanigheid van curator in het faillissement van New Tulip Holding B.V. als pro se,
wonende te [woonplaats],
3. SINT MAARTEN BEHEER B.V.,
gevestigd te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel,
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het arrest in het incident tot voeging op de voet van artikel 217 Rv in de zaak 200.169.933/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 april 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 13 april 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
9 juni 2017.