Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
6 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de Officier van Justitie tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, waarin het klaagschrift van de klager, die in het bezit was van twee inbeslaggenomen opslagtanks, gegrond werd verklaard. De klager had bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de Officier van Justitie om de opslagtanks terug te geven aan [A] B.V. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank in strijd heeft gehandeld met de wettelijke voorschriften door de belanghebbende [A] B.V. niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord tijdens de behandeling van het klaagschrift. De Hoge Raad verwijst naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat de rechter de plicht heeft om belanghebbenden te horen voordat een beslissing wordt genomen over een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en wijst de zaak terug voor herbehandeling, waarbij de belanghebbende alsnog gehoord moet worden.