Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
24 mei 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 30 september 2015. De zaak betreft een verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen de veroordeelde, geboren in 1967. De veroordeelde heeft het beroep ingesteld, waarbij zijn advocaat G. Spong uit Amsterdam een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 24 mei 2016 het beroep verworpen, en dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker.