ECLI:NL:HR:2016:954

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
15/04001
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en afwijzing voorwaardelijk getuigenverzoek in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 september 2014. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat R.J. Baumgardt. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1974, werd geconfronteerd met een betalingsverplichting van € 100.824,16. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting en tot vermindering van het te betalen bedrag.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van het te laat indienen van de stukken door het Hof. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit gegrond is en heeft de betalingsverplichting van de betrokkene verminderd naar € 95.824,16. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

24 mei 2016
Strafkamer
nr. S 15/04001 P
CB/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 september 2014, nummer 23/001135-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting, tot vermindering van het te betalen bedrag naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting van € 100.824,16.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
vermindert het te betalen bedrag in die zin dat de hoogte daarvan € 95.824,16 bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 mei 2016.