Het Hof heeft omtrent het in het middel bedoelde verweer het volgende overwogen:
"Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging omdat sprake is geweest van buitensporig geweld door verbalisanten jegens verdachte bij zijn aanhouding. Verdachte is door de verbalisanten tegen de grond gewerkt, in zijn zij en tegen zijn hoofd geslagen. Hierdoor zijn er tanden afgebroken. Bovendien heeft de meerdere van de aanhoudende verbalisanten, verbalisant [verbalisant 1] , in zijn ambtsedig proces-verbaal gelogen over wat er op de beelden te zien is en over de uit de aanhouding voortvloeiende verwondingen van verdachte. Ook de hoofdofficier van justitie verklaart onjuist over wat er op de camerabeelden te zien is. Volgens de raadsvrouw dient het openbaar ministerie om deze redenen niet-ontvankelijk te worden verklaard in de verdere vervolging van verdachte.
Het hof merkt allereerst op dat de door de raadsvrouw gestelde onjuistheden in de brief van de hoofdofficier van justitie van 25 november 2011 voor het hof geen rol spelen bij de beoordeling van het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte. De betreffende brief betreft een reactie van het openbaar ministerie op de door verdachte gedane aangifte wegens mishandeling en heeft derhalve niet direct betrekking op de vervolging van verdachte in de onderhavige zaak.
Uit het proces-verbaal van aanhouding van verdachte door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] blijkt dat verdachte in de nacht van 23 juli 2011 wordt verdacht van wapenbezit. Verbalisanten zien verdachte wegrennen. Op een gegeven moment zien zij dat verdachte blijft stilstaan en zijn armen spreidt. Vervolgens relateren verbalisanten dat zij zagen dat verdachte weigerde om desgevraagd op de grond te gaan liggen, dat verbalisant [verbalisant 3] vervolgens zijn pepperspray op verdachte gebruikte, dat zij zagen dat verdachte in het gezicht werd geraakt door de pepperspray waarna hij knielde op de grond en dat zij hem vervolgens hebben begeleid naar de grond. Toen verbalisanten voelden dat verdachte weigerde zijn rechterarm op zijn rug te brengen hebben zij gepast geweld gebruikt, zo relateren zij.
Het hof heeft - evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw - de aan het dossier toegevoegde camerabeelden van de aanhouding van verdachte bekeken. Hieruit blijkt dat verdachte in het gezicht is gespoten met pepperspray, naar de grond wordt gewerkt en vervolgens, terwijl hij voorover op zijn buik plat op de grond ligt, twee keer in zijn zij wordt gestompt door de ene verbalisant en twee keer ter hoogte van zijn hoofd dan wel nek wordt gestompt door de andere verbalisant terwijl hij op de grond ligt met zijn hoofd naar beneden.
Het hof is (evenals de rechtbank) van mening dat geen sprake is van 'gepast geweld' door de verbalisanten, maar dat sprake is van buitensporig geweld bij de aanhouding van deze verdachte. Het geweld is toegepast nadat verdachte al was gepeperd en op zijn knieën was gaan zitten. Juist daarna, als verdachte al plat op zijn buik op de grond ligt, blijkt uit de camerabeelden dat er op dusdanige, zoals hiervoor omschreven wijze op verdachte geweld wordt toegepast, terwijl de noodzaak daarvan op dat moment niet begrijpelijk is. Het enkele gebruik van buitensporig geweld doet echter nog geen zodanige afbreuk aan verdachtes recht op een eerlijk proces, dat daaraan de conclusie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zou moeten worden verbonden.
Het hof heeft vervolgens het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , inspecteur van regiopolitie Flevoland, van 2 augustus 2011 vergeleken met de camerabeelden van de aanhouding van verdachte. Daarbij constateert het hof dat deze bevindingen niet aansluiten bij hetgeen op de beelden zichtbaar is. Zo relateert [verbalisant 1] dat op de camerabeelden zichtbaar is dat verdachte niet op zijn hoofd wordt geslagen, terwijl het hof - evenals de rechtbank - constateert dat op de camerabeelden wel te zien is dat verdachte door de politie tweemaal ter hoogte van zijn hoofd/nek is gestompt. Ook de advocaat-generaal heeft ter zitting van het hof geconcludeerd dat op de beelden te zien is dat verdachte twee maal ter hoogte van zijn nek/hoofd wordt gestompt.
In hetzelfde kader relateert verbalisant [verbalisant 1] dat op de beelden zichtbaar is dat de verdachte niet met zijn hoofd op de grond wordt geslagen of valt. Zoals het hof hiervoor al heeft aangegeven, is uit de beelden gebleken dat verdachte terwijl hij op de grond ligt met zijn hoofd naar beneden ter hoogte van zijn hoofd/nek is gestompt. De beelden rechtvaardigen dan ook allerminst de stellige conclusie van de verbalisant [verbalisant 1] dat het niet is gebeurd en de zichtbare handelingen van de aanhoudende verbalisanten passen eerder bij de verklaring van verdachte over het ontstaan van de verwondingen aan zijn gezicht en gebit.
Voorts relateert [verbalisant 1] in het bewuste proces-verbaal dat bij de voorgeleiding van verdachte op 23 juli 2011 geen aangezichtsletsel of bloed in de mond zichtbaar was. In het dossier bevindt zich evenwel ook een letselbeschrijving d.d. 23 juli 2011, opgemaakt door [betrokkene 2] , GGD-arts. Uit deze letselbeschrijving blijkt dat er op 23 juli 2011 bij verdachte onder andere sprake is van een oppervlakkige wond op het aangezicht, kneuzing met bloeduitstorting van de wenkbrauw en gebitsletsel.
Op grond van de klacht van de zijde van verdachte over zijn aanhouding en de daarbij opgelopen verwondingen, heeft de inspecteur van politie Flevoland, [verbalisant 4] , blijkens zijn proces-verbaal van 19 augustus 2011 vanaf 4 augustus 2011 een onderzoek ingesteld. Hij heeft onder meer geconstateerd dat zich in de administratie van de arrestantenverzorging in het bureau van politie te Almere bij de arrestantenkaart geen formulier "medische advisering aan de politie" van de GGD Flevoland bevond, terwijl de verdachte aangaf door een arts in het bureau bezocht te zijn. Dat stuk heeft hij bij de GGD opgevraagd en met een door de GGD arts [betrokkene 2] ondertekend formulier "geneeskundige verklaring" bij zijn proces-verbaal gevoegd.
De verbalisant [verbalisant 4] heeft ook een beschrijving gegeven van de camerabeelden, die hij met zijn collega inspecteur van politie [betrokkene 3] heeft bekeken van de aanhouding van verdachte. Deze beschrijving komt in grote lijnen overeen met hetgeen het hof zelf heeft waargenomen.
Aan de hand van hetgeen hiervoor is weergegeven stelt het hof vast dat verbalisant [verbalisant 1] onjuist heeft weergegeven wat er op de camerabeelden te zien is en wat het letsel van verdachte kort na de aanhouding was.
Daar komt bij dat hetgeen de verdachte verweten wordt, te weten bedreiging van een verbalisant, een direct gevolg is geweest van de manier waarop verdachte door de politie is aangehouden. Hetgeen verbalisanten relateren over de aanhouding, het daarbij gebruikte geweld en het eventuele daaropvolgende letsel van verdachte speelt derhalve een belangrijke rol in de beoordeling van het aan verdachte tenlastegelegde feit.
Voor toepassing van de door de raadsvrouw bepleite sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is vereist dat de desbetreffende opsporingsambtenaar door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
Het hof acht het onjuist weergeven van wat er op de camerabeelden te zien is alsmede het onjuist weergeven van het letsel van verdachte in het ambtsedig proces-verbaal een ernstige en kwalijke fout. In het strafproces moet er vanwege de bewijswaarde van een proces-verbaal op vertrouwd kunnen worden dat dit zonder enige twijfel een juiste weergave bevat van het daarin gerelateerde. Om die reden wordt immers van opsporingsambtenaren verlangd dat zij deze op ambtseed of ambtsbelofte opmaken. In het onderhavige geval wordt de noodzaak van het kunnen vertrouwen op een proces-verbaal nog extra gevoeld nu de camerabeelden niet van geluid zijn voorzien, waardoor een de beelden ondersteunend proces-verbaal van groot belang is.
Het hof kan niet aan de conclusie ontkomen dat verbalisant [verbalisant 1] doelbewust onjuist heeft gerelateerd in het door hem opgemaakte proces-verbaal nu zijn bevindingen zo evident in strijd zijn met de camerabeelden alsmede met de op dezelfde dag gedane constateringen van de GGD-arts en hij zijn onjuistheden extra aanzet door deze in zijn proces-verbaal van 2 augustus 2011 te omkaderen en de meest relevante onderdelen te onderstrepen.
Gelet op al het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat in het onderhavige geval een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort zou kunnen worden gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Bij de beoordeling van een verzuim als hier gesteld is echter ook van belang het nadeel dat voor verdachte is veroorzaakt en daarbij speelt een rol of er andere mogelijkheden voor controle achteraf aanwezig zijn. In dit geval zijn zowel de camerabeelden als de verklaring van de GGD-arts (uiteindelijk) aan het dossier toegevoegd. Aan de hand daarvan kon door de verdediging op de onjuiste weergave worden gewezen, hetgeen in dit geval ook is geschied. Ook zijn de verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 1] door de rechtbank gehoord. In zoverre is het geconstateerde vormverzuim hersteld en reeds daarom is het hof van oordeel dat er onvoldoende grond bestaat om aan de fout het door de raadsvrouw beoogde gevolg te verbinden. Evenmin is aannemelijk geworden dat door of vanwege het openbaar ministerie doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan het recht van verdachte op een eerlijk proces tekort is gedaan. Ook raakt dit verzuim niet zozeer aan de kern van het strafproces dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie hier op zijn plaats is. Het verweer wordt verworpen en het daaraan verbonden verzoek wordt afgewezen."