ECLI:NL:HR:2016:875

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
15/03859
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 11 augustus 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die was veroordeeld voor verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid in het centrum van Utrecht. De advocaat van de verdachte, E.D. van Elst, diende een schriftuur in ter ondersteuning van het cassatieberoep.

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga concludeerde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de verdachte waren aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. Dit was omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden.

Daarom heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

17 mei 2016
Strafkamer
nr. S 15/03859
LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 11 augustus 2015, nummer 21/001297-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 mei 2016.