Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
17 mei 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 14 april 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat B.P. de Boer. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor zover het Hof geen beslissing had genomen over de strafbaarheid van de verdachte en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de aantekening van het mondelinge arrest van het Hof niet voldeed aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis. De Hoge Raad stelde vast dat de aantekening noch een beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte bevatte, noch de bijzondere redenen die de straf hadden bepaald. Hierdoor was het middel terecht ingediend. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof Amsterdam, maar alleen voor de onderdelen die betrekking hadden op de strafbaarheid en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.