ECLI:NL:HR:2016:853

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
16/00438
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake voortzetting inbewaringstelling op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de verzoekster, een betrokkene die in een psychiatrische inrichting was opgenomen. De zaak betreft de voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De verzoekster had verzocht om bijstand van een andere advocaat, maar dit verzoek werd niet gehonoreerd. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 december 2015, waartegen de verzoekster cassatie heeft ingesteld. De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant was niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De advocaat van de verzoekster heeft gereageerd op deze conclusie, maar zijn reactie werd te laat ingediend, waardoor de Hoge Raad deze terzijde heeft gelegd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO) was er geen noodzaak voor nadere motivering, omdat de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt de strikte termijnen en procedures die gelden in cassatiezaken, vooral in het kader van de BOPZ.

Uitspraak

13 mei 2016
Eerste Kamer
16/00438
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-BRABANT,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/301721 / FA RK 15-6508 van de rechtbank Oost-Brabant van 3 december 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van betrokkene heeft op die op 25 maart 2016 aan partijen toegezonden conclusie gereageerd bij brief van 11 april 2016. Nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie aan partijen was verzonden, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv, bij de Hoge Raad is ingekomen, heeft de Hoge Raad deze brief terzijde gelegd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
13 mei 2016.