Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
13 mei 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de alimentatieverplichting werd vastgesteld. De man was van mening dat zijn draagkracht niet correct was beoordeeld, gezien de sterk fluctuerende winsten van zijn onderneming. De vrouw, verweerder in cassatie, verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot adviseerde eveneens tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de man niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de beschikking van het hof. Deze uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van draagkracht in gevallen waar de inkomsten fluctueren, en benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de financiële situatie van de betrokken partijen.