ECLI:NL:HR:2016:825

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
15/01530
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Den Haag inzake ondervragingsrecht en getuigenverklaring van gedetineerde medeverdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 21 november 2014 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1953. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat H.M.W. Daamen uit Maastricht middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 19 april 2016 geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De zaak betreft een onderzoek met de naam “Jasmijn”, waarbij de verdachte verzocht had om een medeverdachte, die gedetineerd is in het buitenland, als getuige te (doen) horen. Dit verzoek is afgewezen, wat leidt tot de centrale vraag over het ondervragingsrecht van de verdachte en de mogelijkheden om getuigen te horen die zich buiten Nederland bevinden. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak bevestigd dat het beroep van de verdachte wordt verworpen, en dat de eerdere beslissing van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.

Uitspraak

19 april 2016
Strafkamer
nr. S 15/01530
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 21 november 2014, nummer 22/001629-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 april 2016.