ECLI:NL:HR:2016:822

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
15/01304
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep inzake profijtontneming en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep was ingesteld door de betrokkene, die in deze zaak werd vertegenwoordigd door advocaat M.J.J.E. Stassen. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, een aspergekweekster, werd geconfronteerd met een boetebeschikking van de Arbeidsinspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze boete van € 92.000,00 was opgelegd wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen.

De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die door de betrokkene zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de betrokkene klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

5 april 2016
Strafkamer
nr. S 15/01304 P
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 mei 2014, nummer 20/001156-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 april 2016.