Uitspraak
[plaats].
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
19 januari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 2 juli 2014, met nummer 22/000120-13. Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die in zijn schriftuur een middel van cassatie heeft voorgesteld. De raadsman van de verdachte, mr. G. Spong, heeft het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof, zodat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De Hoge Raad heeft op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak. De beoordeling van het middel is gebaseerd op de gronden die zijn vermeld in het eerder uitgesproken arrest in de zaak HR 19 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:23. De Hoge Raad oordeelt dat het middel terecht is voorgesteld en dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
De beslissing van de Hoge Raad is om de bestreden uitspraak te vernietigen en de zaak te verwijzen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.