ECLI:NL:HR:2016:757

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
15/00168
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding waterschap als gevolg van fraude bij verkiezingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De zaak betreft een onrechtmatige daad waarbij schade is geleden door het waterschap als gevolg van fraude bij de kandidaatstelling voor de verkiezingen van het algemeen bestuur. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder die van 25 maart 2011, en behandelt de exclusiviteit van de voegingsmogelijkheid in het strafproces en de uitleg van het Kiesreglement van het waterschap. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

29 april 2016
Eerste Kamer
15/00168
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
t e g e n
de publiekrechtelijke rechtspersoon HOOGHEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD,
zetelende te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en het Hoogheemraadschap.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 400916 / HA ZA 08-1716 van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2009 en 7 april 2010;
b. het arrest in de zaak 200.090.832/01 van het gerechtshof Amsterdam van 16 september 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Hoogheemraadschap heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 17 maart 2016 op die conclusie gereageerd. Op de eerste twee pagina’s na betreft het een reactie van [eiser] zelf. Voor zover de reactie ook in zoverre moet worden geacht door de advocaat te zijn ingediend, nu deze op diens briefpapier is gesteld en door hem is ondertekend, is deze niettemin terzijde gelegd omdat de inhoud ervan niet is beperkt tot een beknopte reactie op de conclusie.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Hoogheemraadschap begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
29 april 2016.