Uitspraak
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Düsseldorf, Duitsland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
29 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Oracle Nederland B.V. en Westinvest Gesellschaft für Investmentsfonds mbH. De zaak betreft een huurcontract voor bedrijfsruimte waarbij de huurder, Oracle, te laat heeft opgezegd. De huurder beroept zich op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid, en er is een geschil ontstaan over een boete wegens het niet tijdig stellen van een bankgarantie.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Oracle heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 26 augustus 2014 is gewezen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van Oracle heeft hierop gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van Oracle in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Oracle verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan Oracle opgelegd, begroot op een totaal van € 4.829,34.