ECLI:NL:HR:2016:747

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
15/04260
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beslaglegging en klaagschrift ex art. 552a Sv

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, waarin een klaagschrift is ingediend door de klager, die in 1952 is geboren. De Rechtbank had het klaagschrift gegrond verklaard, wat betekende dat de inbeslaggenomen voertuigen aan de klager moesten worden teruggegeven. De Officier van Justitie had echter cassatie ingesteld, omdat hij van mening was dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf had toegepast bij de beoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet kenbaar heeft gemaakt dat zij de juiste maatstaven heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant voor een nieuwe behandeling. De zaak betreft een beslaglegging op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de vraag centraal staat of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vordert. De Hoge Raad concludeert dat de Rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het beslag zou moeten voortduren, gezien de argumenten van de Officier van Justitie.

Uitspraak

26 april 2016
Strafkamer
nr. S 15/04260 B
NA/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 26 juni 2015, nummer RK 15/728, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift een onjuiste maatstaf heeft toegepast dan wel haar oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1.
De Officier van Justitie heeft ter zitting in raadkamer gepersisteerd bij zijn schriftelijke conclusie van 26 juni 2015. Deze schriftelijke conclusie houdt onder meer in:
"Op 7 januari 2013 werd door de wijkagent/ buurtcoördinator [verbalisant 1] van de politie Oost-Brabant aan het Integraal Afpakteam Brabant i.c. opsporingsambtenaar [verbalisant 2] medegedeeld, dat op het adres [a-straat 1] te 's-Hertogenbosch woonachtig was [betrokkene] , dat zij een uitkering had en een luxe ingerichte woning had en gebruik maakte van een Porsche Cayenne met kenteken [AA-00-BB] . Volgens het kentekenregister van de RDW bleek dat genoemde auto op naam was gesteld van klager/verdachte [klager] .
Bij verdere raadpleging (jan. 2013) van het kentekenregister bleek dat klager/verdachte [klager] voorts nog 5 andere auto's, waaronder de Mercedes-Benz, type C 180 Sedan, met kenteken [CC-00-DD] , waar het klaagschrift ondermeer op ziet, op naam had staan.
In de periode jan. 2013 t/m mei 2014 werd door opsporingsambtenaren van het Integraal Afpakteam Brabant meermalen waargenomen dat voormelde auto's op de oprit van de woning van klager/verdachte dan wel in de onmiddellijke nabijheid van diens woning stonden geparkeerd.
Uit informatie verkregen van de Belastingdienst blijkt dat klager/verdachte [klager] :
- gedurende de jaren 2006 t/m 2012 geen bij de Belastingdienst bekend inkomen heeft.
- eigenaar is sinds 1988 van de woning [b-straat 1] te 's-Hertogenbosch
- de koopsom van die woning € 345.000,- bedroeg.
- in 1988 een hypotheek op die woning is gevestigd van Hfl. 100.000,-
- de woning in 2011 een WOZ-waarde had van € 646.000,-
- de hypotheek van Hfl. 100.000,- werd op 1 juli 1995 geheel afgelost,
- klager/verdachte ontvangt géén zorg- of huurtoeslag.
Voorts bleken uit informatie van de Belastingdienst de volgende saldi over de jaren 2010 t/m 2013 van de bankrekening van klager/verdachte:
saldo per 31-12-2010: geen gegevens
saldo per 31-12-2011: € 13,-
saldo per 31-12-2012: € 98,-
saldo per 31-12-2013: € 2,-
Uit informatie van het kentekenregister van de RDW op 17 februari 2015 bleek klager/verdachte de volgende auto's op naam te hebben staan:
- Mercedes-Benz, type SL 320 Roadster, met kenteken [EE-00-FF]
- Mercedes-Benz, type CLK 230 Kompresscir Cabriolet, met kenteken [GG-00-HH]
- Mercedes-Benz, type C 180 Sedan, met kenteken [CC-00-DD]
- Mercedes-Benz, type E 200 CGI, met kenteken [II-00-JJ]
- MBW X5 3.01 Automatic, met kenteken [KK-00-LL]
Door de politie is een onderzoek ingesteld haar de cataloguswaarde, de dagwaarde en de aankoopwaarde van voormelde voertuigen. Uit dat onderzoek is gebleken dat de geschatte aankoopwaarde van genoemde voertuigen totaal € 148.000,- bedroeg. De huidige geschatte totale koopprijs van deze voertuiqen bedraagt € 58.500,-.
Het klaagschrift ziet op twee van de hiervoor genoemde voertuigen die inbeslaggenomen zijn, te weten de auto's (Mercedes-Benz) met kenteken [CC-00-DD] en [II-00-JJ] .
Op 30 april 2015 is klager/verdachte [klager] als verdachte gehoord door de politie. Daarbij verklaarde hij onder meer:
- ik heb een ING-bankrekening. Ik heb maar één bankrekening.
- Ik krijg geld vanuit de zigeunergemeenschap; per jaar zo'n 5 of 6 duizend euro.
- ik heb geen uitkering willen aanvragen omdat ik niet tot last wil zijn van de gemeenschap.
- ik heb geen geldbedragen gewonnen of erfenissen ontvangen de laatste jaren.
- Ik heb geen hypotheek. Ik heb wel persoonlijke leningen bij twee mensen. Daarmee wil ik mijn auto's terug hebben. Het totale bedrag is € 10.000,-. Ik zeg u de namen van deze twee mensen niet op advies van mijn advocaat. Maar ik heb bewijzen hoe ik aan de twee auto's kom, die u bij mij in beslag genomen heeft.
- ik heb 5 auto's; dat is een gewoonte bij de zigeuners. Ik heb 7 dochters en die maken gebruik van die auto's.
Opmerking: halverwege het verhoor waarin de aankoop van de inbeslaggenomen Mercedes-Benz C 180 sedan, met kenteken [CC-00-DD] , centraal stond, deelde klager/verdachte mede dat hij wilde stoppen met een verklaring afleggen omdat het hem teveel werd.
Gelet op het vorenstaande bestaat het vermoeden dat klager/verdachte gelden heeft ontvangen welke afkomstig zijn uit ENIG misdrijf. De ontvangen gelden zijn uitgegeven voor onder meer de aankoop en het gebruik van voormelde ic de inbeslaggenomen personenauto's.
STANDPUNT vh OM MBT HET KLAAGSCHRIFT:
Er is sprake van beslaglegging ex. art. 94 WvSV. Het betreft beslag tbv de waarheidsvinding en/of het aantonen en vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat voor verbeurdverklaring in aanmerking komt. Klager/verdachte is in het bezit van meerdere (duurdere) vermogensbestanddelen i.c. voertuigen, waaronder de inbeslaggenomen personenauto's, terwijl van hem geen enkele vorm van inkomen bekend is. De gang van zaken rondom de verkrijging van voormelde voertuigen, incl de inbeslaggenomen auto's kan naar de mening van het Openbaar Ministerie als een witwashamdeling, als bedoeld in artikel 420bis/ter/quater WvSR, worden gekwalificeerd.
Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn ingevolge art. 33a Sr voorwerpen mbt welke het strafbaar feit is begaan en/of welke door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen.
Het OM is van mening dat er voldoende ernstige bezwaren bestaan tegen klager/verdachte van betrokkenheid bij voormeld strafbaar feit.
Het OM verzoekt het klaagschrift ongegrond te verklaren."
2.2.2.
De Rechtbank heeft het klaagschrift, dat strekt tot teruggave van het onder de klager inbeslaggenomene, gegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"De beoordeling
Het klaagschrift is tijdig ingediend, immers binnen twee jaren na de inbeslagneming.
De rechtbank zal, nu het handhaven van voornoemd beslag niet meer nodig is ten behoeve van de waarheidsvinding en het naar haar oordeel niet waarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend, tot verbeurdverklaring zal overgaan en niet is gebleken dat het in beslag houden van voornoemde personenauto′s enig ander strafvorderlijk belang dient en klager ten aanzien van deze personenauto′s redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, het klaagschrift dan ook gegrond verklaren als na te melden."
2.3.
De Rechtbank heeft kennelijk tot uitgangspunt genomen, hetgeen in cassatie niet is bestreden, dat het hier gaat om een beslag, gelegd op de voet van het bepaalde in art. 94 Sv. Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomen voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv. (Vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR2010:BL2823, NJ 2010/654.)
2.4.
De overwegingen van de Rechtbank houden niet kenbaar in dat zij deze maatstaven heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift, terwijl, indien zij deze maatstaven wel voor ogen heeft gehad, haar oordeel ontoereikend is gemotiveerd doordat zij geen aandacht heeft besteed aan hetgeen door de Officier van Justitie is aangevoerd.
2.5.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 april 2016.