Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
26 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 3 april 2015, met nummer 23/005536-13. De verdachte, geboren in 1985, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat R.J. Baumgardt uit Spijkenisse. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 26 april 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.