Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
12 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor marktplaatsoplichting. De Hoge Raad behandelt het beroep op 12 april 2016. De verdachte, geboren in 1980, heeft via zijn advocaat E.E.W.J. Maessen middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelt dat het eerste middel niet tot cassatie leidt, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Het tweede middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De Hoge Raad stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad besluit de bestreden uitspraak te vernietigen, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De nieuwe straf wordt vastgesteld op zes maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep wordt voor het overige verworpen.