In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 23 juni 2015, met de nummers AWB 15/87 en AWB 15/88. De Rechtbank had eerder een uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de klachten ongegrond verklaart.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 15 januari 2016, waarbij de raadsheer C. Schaap als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.