ECLI:NL:HR:2016:608

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2016
Publicatiedatum
8 april 2016
Zaaknummer
15/02559
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijzigingsverzoek partneralimentatie en afwijking van wettelijke maatstaven

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een wijzigingsverzoek van partneralimentatie. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De vrouw was van mening dat in het convenant bewust was afgeweken van de wettelijke maatstaven voor partneralimentatie, wat aanleiding gaf tot het verzoek om wijziging. De man, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie ook tot verwerping van het beroep geadviseerd.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit artikel stelt dat de Hoge Raad niet verplicht is om rechtsvragen te beantwoorden die niet van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

8 april 2016
Eerste Kamer
15/02559
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/01/269898 / FA RK 13-5571 van de rechtbank Oost-Brabant van 19 maart 2014;
b. de beschikking in de zaak F 200.151.625/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 maart 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 5 februari 2016 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 april 2016.