ECLI:NL:HR:2016:59

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
15/03152
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak inzake aanslag inkomstenbelasting door erfgenamen

In deze zaak hebben de erfgenamen van [A] (hierna: belanghebbenden) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De Rechtbank had op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere uitspraak betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbenden voerden verschillende klachten aan tegen deze uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop de belanghebbenden een conclusie van repliek hebben ingediend. De Staatssecretaris heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend. Belanghebbenden hebben nog een geschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft aangegeven dat de wet hiervoor geen mogelijkheid biedt en heeft dit stuk buiten beschouwing gelaten.

De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen op 15 januari 2016 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

15 januari 2016
Nr. 15/03152
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erfgenamen van [A], gewoond hebbende te
[Q], (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 2 juni 2015, nr. HAA 14/4860, op het verzet van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Naar aanleiding van de conclusie van dupliek hebben belanghebbenden nog een geschrift ingediend. Daartoe biedt de wet evenwel niet de mogelijkheid. De Hoge Raad slaat op dat stuk daarom geen acht.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitges 15 januari 2016.